6 3 6 G E E S T E L Y K E
niet zonder fmartelyk gevoelen, hoedanig een
gefchenk aan David geda;in was, vooriynen
Geell ipeelde het denkbeeld van het alderuytterÜe
gevaar, voor het welk hy met zynganfche
Huys was bloot geüeld geweeft, van het
welk hy noch niet bevryd was: zyne hayren
flaan te berge, en wegens angil en vreeze
weet hy niet, waar hy ziehzalkeerenofwenden
: 'de Geeften worden door ongeregelde
beweegingen weg gerukt, der zelver invloeden
in de edelße ingewanden, voornamentiyk
in het berte, worden verhinderd, enzyn
berte beßerft in 't binneuße van hem, en word
als een ßeen. Jk vermeene, dat zieh niemant
hier zoude verzinnen, dat het herte van Nabal
inderdaad fleen was geworden: dezeOoilerlandfche
Spreekmanier wil anders niet zeggen,
dan de vulling van een zodanig herte
door het bioedige vocht, waar doorditvoornaamfte
rad van het zelfs bewegende Werktuyg
niet wel fchielyk op eenmaal en tegelyk
zoude zyn ondevdrukt geweeil, want wy leezen
niet, dat hy door eene fchielyke dood is
gefoioort: na tien dagen, floeg de HEERE
Nabal dat hy fi er f. De verfleening zoude
een VVonderwerk zyn geweefì, maar noch
grooter het leven van lien dagen na de verfteening.
Dit zoude ik echter niet durven
ontkennen, dai van het bloed, door eenen
fchielyken fchrik by een vergaderd. rondoni
de ingewanden om bet hercetezaraenzyngelopen
nymige, lymachtige dceien, datdezelve
in de bedden van het herce gemaakt hebben
uytwairen, of het levendige vocht zodanig
verdikt, dat het flaauwe herte gene genoegzame
krachten heeft gchad om het bloed
uyt te dryven, op die wyze, als de llaatder
gczondheid vereiicht. De Spreekwyze, dewelke
wy vinden by Jlpulejus Hervorm. VI.
Boek, 179. bl. alwaar hy van Tfyche: door
de oumogelykhetd zelvc vera»derd in eenfleen,
alhoewel met een tegenzi/oordig zynde iichaam,
was zy echter met de zinne» afweezig, en ten
eenemale overjìelpt door het gc-juicht van het
""^as zy ook van de laat~
fie trooß der traanen beroofd. Jö/^a/houwd
deze ziekte van Naba! voor eene Beroerdheid,
en de daar op gevolgde dooding van het lìchaam.
Hy is verzwakt, en zyn gantfche
lichaam in bem is verßorven.