Iii
l ' T Ì
i il
"¡lüi
I ' .
•J:|
l:M:
G E E S T E L Y K E
K l e d e r e n der V o o r v ade r e n niet behoefdeno.
w a f l è n te worden, h'n waarom? De
S z 6
g e l e n z e l v e , deKIeedermakers van die Volk,
w a r e n , hebbende voor deJ/rae/iteffiyde klederen
gemaakt, doorweevenmecverfcheiden
v e r w e n i namentlyk voor die veel meérgem
a k k e l y k e r , dan het v o o r ' t K e r l l e Paar Menf
c h e n is gevveet t , voor het welke G O O zelf
rocée/i van vellen heeft gemaakt^ Gen. III. 11.
D o c h op dat niemant het daar voor zoudc
a c h t e n , dat dit gevoclen gcbrek had aan red
e n e n , zo brengen zy voor den dag de aan-
Ipraak van GOL) zeit" tcgcn het ondankbaar
V o l k , lizech: X V I 10. ¡k bckkedäe n ookmet
geftikt -werk, ende ik ßhoeyde u met daffeu Vellen,
ende omgordde u ner (ya üntn-u, ende bedckte
n met z-yde. \ i. Ook vercierde ik n met
cieraat, ende dede armringc: aitn uwe banden,
ende een keti-n can v.-jjen hals
De/ge/yh
dede ik een voorhofifdcurfclna,
ende oorrinzen aan trj:;e ooren
der heerMheid op rrv hoofd.
gy verciert met gout ende
kleedinge r^-asfyu linnen, ende zyde, ende ge-
(iikt -^•erk. 7.0 dar de blngclcn niccaÜecnzyn
g c w e c i t uyc het Klcdcrraakers, maarookuyt
het Goudimeden Gild. Dal gecn hec welk
het Heiilige weiboc k roemd als een zonderl
i n g Gefchcnk van G o d , is bv de Rabbyncn
éen gevvrogt van bingelen banden, by aldien
z y eenige hebbcn. Het is te beklagen, dat
'er van die Engden Maakfel niets overi g is,
o p dat de Joden.uyt de overblyfzelen de Sinag
o g e n konden oplchikken. Hoord 'er nog
raeer van : de klederen der Ifraeliten zyn
nooit verouderd , d.iar in tegendeel alle gew
e v c n Hoffen zelfs de alderdikile anders, ja
o o k de aldervai l e Metalen z e l v e , doorhetgcb
r u y k wordenverÜeeien en vercecrt .• zie daar
e e n Wonderwerk, dat voor de vernielinge
oneindagmaalbcwaard is, opdatik met de hedendaaglche
,'/•:;.' íi.ifr¿t'zicó/i',
•ade ecne kroonc
\. Zoo 'wanri
ver , ende wwe
W yfgeeren fpreekc, d e kleine licharnen
, dewelke tegcn den gcwonen loop
der Natuur, ot'door verilytinge nietzynvert
e e r t , oí" op c lkoogenbl ik, bellipielyk in die
g e d a a n t e , groottt-, getal, vvaar inzy weggegaan
z yn, herllek. Doch hier is de eindpaal
k o l om zelve, die boven her Leger ftom
heeft dezelve zuyver en wit bewaard
het Vlas, van Amiant-ileen gemaakt/do
V u u r gcziiyverc word, b'n door Overlei
r i n g wend daar cn bovcn heden ten dage]
onrein JotJcndom voor, op dat het de rei
heid hunner \ oorvaderen verhcffe, dat
noch Luyzcn, noch ander Ongedierieindc:
z e l v e r klcciert-n hebben gehuysveil Du. '
nig is die GcÜacht ten eenemaal ontaard
w o r d e n : devvclkc wy hedendaags, zelfs
niet van het Wonderwerk: de klederen zyn
met de M^nfchen zelvc gegroeid. Die de
lichamen der kleinilen patUen, hebben dez
e l v e wafdom mecdemenfchengcnomcn, zo
dat zy eindelyk van mannen eener bezciten
o u d e r d om konden worden gedragen, Zie
daar weder ecnc niewe zoort van een Won- 1
d e r w e r k , vcrheveneralsalle Natuur en Konll. |
v i ' y b e v i n d e n i n de Natuur w c l , dat de Schulp 1
in dezelve evenrcdigheid groeit met de Slec- ,
k e , zo datdevohvaÜeSleckcgeenanderdckz
e l h c e f c , dan dai zy in de Briavmoedcr zelv
e heett gehad. Doch dit Voorbcel d pailnict
o p de klederen der liraeiiten. Het gaat met
d e Schelpen z o als met onze Huyd: maar geheel
anders met de Klederen, die doorKunil
w o r d e n bereid. Zy voegen daar b y , dat de
^vect gehad,
• c l ibcn eertyds geenilinke
Ifchoon zy geduurende i
l o o p van 40. jaren hunne klederen niet li(J
ben iiytgctrokken; hier is, gelyk zy drai
m e n , veel cerder geweel l een Specery reni
namentlyk van di e hal lcmacht ige Planten
w e l k e gevvalkhen zyn längs d i e Riviercfbci
k e uyt de barde Steenrots vlietende. Ew,
dac niemant aan dit Wonderwerk twyffeít
z o i i d e , zo brengen zy by Hogel. IV,
reuí-k ttit-er kleederen u ais dt reucke van i
banon. Alhoewel de Ifraeliten gereisd hí
ben door oneffene en zandachtige plaatzf
van de Woellyne , zo hebl:)en nochcans
fchoenen gene gaten g ekr egen, nochzynví
fleeten geworden, maar in t egende e l naarns
t e van derzelvervoctenaangewalíen. Ziedi
derhalven eene oplbpel ing van Wonderwí
ken omtrent de kleederen alleen maar der.
raditen.
Aan de Latynf che en G r i e k f che KerkvaderrE
behaagd ook de Iccterlyke verklaringvanK
z e n T e x t ; Tertvllianus ovqxde'Driei "
o f de Schryvervan dit Boek Novatiam
g e i y k s TertuUianus over de Opfianditig Í!
í « . ílelt deze on/e Gcfchiedenisgelykmet
o n g e f c h o n d e bcwaringderkleederen, fchi
non, met welke bekiecd waren 'Ddntelsvn
g e z e l l e n , levendig bebouden in het middf
der alderverflindenlle vlammen van Babelsi
ven ; en is dit o fdat Verlchynzel by heni'
'/innebeeld van de toekomende Volmaaktíia
in het andere Leven. Ook geven het Wot
d e r w e r k op "Jnfi'iU de hUrtelaar tegen 7f
fhon. Theodoreius de Fl. Frage over 'Deuteri
Kryfißhonius IX- Leerrede over den fil'l
penz.Ambroßns II. Boek over het G<
Gratianus l. KaJ>. Hieronymus aan
viachns tegen de dvialtngen vdn
van Jeruzalem. /¡ugußinns over Genezts
f.rr: IX Beek 5 kap. over eengoedHuu'd
kaf, 2. 0%>er de Verdienßen en vergevin^^
zonden I. Boek. 3. kap. bin eenige van àt
v o e g e n zieh, byzonder yw/i*/««/, bydcRs
b y i i e n , vali Heilende, dat de klederen n^
d e Lichamen te gelyk zyn aangegroeid.
hücwel gene noodzakelykUeid hen daar
heeft gedwongen. Wa'nt het isgenoeg.
d e kleederen in hunne groote zyn bewaai
N A T U U R K U N D E. 527
d f u k r : dat zy ovcrvloed gehad hcbbe Van alle
1
z o n d e r f c h a d e ; en de volwafTene hi4->bcn dez
e k leederen door erfrecht kunnen gebruykcn,
d e w e l k e andere verllorvenc van de zelve lich
a a m s - g c - i l a i t e en ouderdom gebruyki lud
d e n , de kleine voor de jongere bewaardzynd
e Want uyt de Gefchiedenis van de Rci-
¿er I/raehren door de VVocileny blvkt,
dat alle de Ifraeliten uyt Egypte uytgcgaan,
in de Woetlyne zelve zyn gellorven, uyi.'ifw
m e n K a / e b c n J o s ^ n a . het getal ondcnulfchcn
des tyds, namenilyk deomloopv.m Boj
a r e n niet zyndevermeerderd. Hctgevodcn
der aangehaaldc Kcrkvaderen onderlch;•y^•<.•lì
de meclk der latere Uytleggers, Bonjrere,
a Lapide. "Joanu: Gerardi, joann: /¡damOßander,
Grotins, loami.-vau Marek
der'iihdere ik-uiiende op dit bewysdom, d.it
deze Klceder-bewaring in vergelyk gelleld
word met het Manna, cn het Water uyt de
Steenrotsze vl ietende, dewdkebuyteiitwyffel
by de Wondcrwerken moeten worden
geilelt.
D e derde zoort van Uyileggers, Herman
vander Hardt, Gerardus Noodt, Le Klercq,
willen wel voor die gene niet worden gehoud
e n , die het geloven der Wonderwerken in
Egyf>te in de WoellyneverrichttwytÌelachtig
{teilen ; doch zy hebben dringende redenen,
w a a r o n i z y aan dit Wonderwerk der Kleeder
e n en Schoenen twyffden, van het w d k ,
als het aldergrootlle, zonder twyffel in dat
voorgaande Verhaal van de Reize , Mozes
melding zoude hebben g ema akt , verriebt niet
ilechts aan een Menfch: maar alle en icder
Ifraeliet : niet alleen eens , ofzomwylen,
maar dagelyks 40. jaren lang, ja elk uur en
©ogenbhk, nademaal de T e x t naar d e Letter
zoude moeten verllaan w o r d en, makendegew
a g v a n de Kleederen en van de Schoenen,
d e reize nu volbragt zynde, en gelyk als in
het voorbygaan. Dezezeggcn, dac de V\'onderwerken
z o ligtelyk niet geichieden, ten zy
in geval van noodzakelykheid , dewdke hier
is verbannen, Want het is bekcnd, dar de
Ifraeliten uyt Egypte veric beiden e zoorten
van huysraad hebben mede gedragen, datzy
in de WocÜyne talryke kuddcn hebben gev
o e d ; dar de huyden der geOachte Beeilen,
tot hec gehruyk zelf van Klederen en Schoenen
hebben kunnen dienen: dac 'ergeneontbrokcn
hebben, die klederen m.iakten, nademaal
zy veci kuniliger ten gehruyke des
Tabernakels gemaakt iiebbcn : ' daarcnboven
dat zy vrycn omgang met de Arabieiencwlfmachten
gehad hebben. Dac derhalvcn dit
d e meining is van Mo%es cn Neh. mias, dat
gelyk als G O D zyn volk vcrzorgd hccfc van
i p y z e , zo ook van drank. cn dac dnjfraili.
ien niet vcrvallen zyn tot dat gebrekj dac zy
niet gefcheurdc kleederen, ofblootsvoetsgegaan
hebben, meteenwoord, datzygeengeid
hebben, Nehemlas-neh [lyii
l i n g e n , als of zy in de volkrykÜe Steeden
f i d e e f t haddeu ; cn dat zy wel geichnentzynd
e , gene gezwolie. voctcn gehad hebben :
want het is b ckcnd, dat die gene hunncvoeteil
eelcachcig en gezwollcn vv'orden» dewelk
e ofbarrevoccs, of met llukkendeichoenen
aangedaan door zandige en lleenige plaátzen
id/.en.
Dir laacile geVoelen of ineening, alhoewel
die my ter oploHingvan den T e x t wel genoegzaam
fchyht, ^ò laac ik echter aan den L czers
uyc de eerilcn, welke zy willen, te verkiez
e n ; wdke vryhdd niemant zai dulden , dac
hcin word ontnomen- fvlen 7.ie daar over
•yoann: van Mark Gndgelcerde 7wiß}ede over
de niet verouderde Klederen en Schoenen van
Ifrat-l in de JVoeflyne over Tìeut. XX¡X f.
Verdedigende dezelve 'joann. van Ronveroy^
te Leyden , by Abr Elzevier 1091. in 4'ü.
Herman vander Hardt Letterhmdigc ^a^^
boeken de XIL Redeneer. bl. ty, —1. 0. Bynaus
van de Schoenen der Hebreen bl. 380.
alwaar hy van het Wonderwerk afilaat, de
zaak tot de byzondere zorge en voorzicnigheid
G O D S brengende: en in vergelykiiig
d e z e r plaats van de niet verouderd bchoenen
piaatzende Jez. XLVI I Í . 21. alwaar de Prof
e e t zegc : dat de Ifraeliten niet gedorß heb'
ben, doe hyze leydde door de dorre piaatzen,
dat is, dat G O D overvloedig water verfchaft
h e e f t , waar mede zy hunnen dorlt knnden
lellchen. Want uyt de Gefchiedenis dei- opt
o c h t b l y k t , dat zy gedorlt hebben, ook dat
z y Schoenen hebben gehad , ot gehad konden
hebben uyt den roof der ligyptcnarcn , Ammonicen
en Moabiten.
O p dac het den Lezcr blyke, hoedanige
S c h o e n e n , en vanhocdanigtaczoendeOuden
g e b r u y k t hebben, ildleik vooroogen de Veri
i c r f d e n uyt Byneus van de Schoenen der Hebreen.
F i g u u r 1. De Schoen uyc de marmerc Kol
om ler eere van den Keizer Trajanus opgeriohr:
van welke -Julius Nigronius videFerhandeling
over de Hoofe
F i g u u r 2. De Scho.cn met en zonder Spykers
uyt de zelve K^-lom en dePraalboogvan
Konllantyn : waar by aan te lekenen Haan de
banden of riemen, vvdke de- Hebrceuwen
Serood noemden, de LXX. Sphairoteyras ^
Gen: XIV. 2J. hirnanta. toon hnpodeymatoon
Marc I. 7.
•h'iguur 3. D e Schoen met d e f iemen uyt een
gec;ibbcrc Standbedd, het welk gezienword
te Vcnetie, op \ Voorhof van hec Paleis.
Figuur 4. Lene andere Schoen, aan het
Standbeeld van M. Aurelins ^ g emancdd , op
het zelve Voorhof.
Figuur <;. Een Schoen van N e twe rk, welker
atbedding Andreas Frißus heeft opgegeven
over Balduin: van de Schoenen.
t i g u u r