5 1 0 G E E S T E L Y K E
welke wy hicruyt invoegen Printblad
C C C X V . By aldien wy byde Arabiersraadplegen,
welke in eene lange reeks de zeergepreezen
Manoptelt, 70 zullcn wonderlyke,
en zelfs in den eerften opfiag fabelacbtigczaken,
ce voorfckyn komen. üe Geboortcuyt
de vermcnffingvaneenPaart, javaneenWalvifch,
meneen Ülifant: de Leefiyd van 700.
járen; het verblyfvanzevenjarenindenBaarmoeder:
de Hoorn, tanden, klaauwen, in
de/.elve gevankenis van den buyk, waar uyt
hy nu en dan het hoofd uytilekende deßnoinen
mec byten de balt affchilt: de üi-yd met
de Olifinten, welke hy in lict doorilccken
om hoog beurt, gelyk eertyds
De lange ßaak de o^gebangc St ron h(fvrt.
Gy 2ulc hooren, dat een Hecil vcrwocit
100. Tarmifatigeu, dat is 3oco. lladien, by
gevolg gehele^Landlchappen : dat het door
fchietpylen niet is te overvvinnen, en Herker
dan alle krachten: dat het allccn inaar overnieeilert
word door der Vogel Ruch, welke
het lelve in zyne Idaeuwen in de hoogte
zwaait, niet anders als een Valk een Hoender
kuykcn. Dczed Ingen zynccrbelanchens,
dan wederleggings wnardig. Ook ii die
Paard gel)kvormigi'^cnhooin,W'ilkersDenkbeeid
ons van jongs af ingediukt, of zeer
raar , of onder de Verdichtfeien te teilen.
Van dezelve hebben inderdaad niets nog gczien,
noch gehoort, die grooce nafpoorders
van de natuurelyke Indiaanfche Geichiedenis
Caretas ab Horto, Joann. Hugo, Litifchoteu,
anderen. Ook zal ons niet ophouden , of
ons op de mouw fpelden die Hoorn, dewcU
ke doorgaans in de Studeerkamers word op
gehangen, en van de Kwakzalvers vertoond
word, van welke het zekcr is, dat het eene
land is,of Hoorn van een Vifch van het zooi t
van JValviJfcben Narhnal gcnaamt, van welke
twee Redenvoeringcn voor han^len v.yn,
gefchreeven door Tjcho LfifenTychoicSiokholm
1707. of waar van wy de aibeelcling hebben
opgegeven In het XVÍ . Primblad vanons
werk.
Tk ga voort tot het gcvoelen van Boot ins,
by Wien Reem een Bu fel is. Gelegend heid
en bewysredenen geeft hem voornamentlyk
de byeenvoeging van Reem cn de Stieren voorkomende
«P/XA7X 6. Denn XXXHI. 17.
'Jez. XXXIV. 7. Voornamentlyk dringt hy
aan op "Pf. XXH. 13, 14, 17. en 21, 21.
Wantaldaar word geleezen: Vele varren bebben
my omcingelt, flerke Stieren van Bafan
hehben my omringt. — Z-^ hebben baren mond
tegen my op?_efperret; alseenijerfcbeurendecn
brüllende leeuw — -jjaHt banden hebben my
omcingelt: hier: Verlojt my uyt des leemven
muyly ende verboort mjy rukt my uyt, van
de boomen der Eenhoornen, Want de gebeden
beantvvoorden de bezwaarnis. Aldp.jr
doet T>anid^ een Voorbeeld van den
zyne klachten over Honden, Leeuwen, Stie.
rcn , cn flerke Ofien : hier over Honden,
Leeuwen cn b'enhoornen. Dat bygevolgde
Reemim de Stieren cn (Ifen van bafan -¿elve
zyn , ^ros, de Bujfds de IVHde Ofen, naa.
mendyk dealderrterklle, grootiie; wreedüe
der Ollen. Doch in het tegcndcel merkt Bt.
Chart aan, dat de wilde Os by deOnflerlclie
Volkeren cn Landfehappen ten ecnemaalon.
bekend is, cn datderhnlven vande2.elvenicts
Üaarby deOudcGriekici jc, Arabifche, Periiaanfciie,
F.thiopifchc, jaook by de Romein.
fchc Schryvers voor Julius Ca/ar, oi de Veldfochten
der Romeinen in Duytfchland, want^
alhier hebben zy de wilde Oilen eeril ont.
mout in het Hercynifch Wouc. Primblad
CCCXTV.
Hocbart op dat hy den Tifi-OTzoiidevinden,
zockt hcm onder het gellagc der Geiten. Voor
alle ontnemen hem het vooroordeel van den
eenen Hoorn twee Piaatzen van de Schriftuur
de eene vindcn wy Deut. XXXlll. 17, De
Hoorn cn van ''Jofef z^yn boomen des Eenboorn^,
Reem , 7}7et dezelve z.al by de volcken te zamen
(hoten tot aan de eynden äes lands \
nu z.yn de thien duyzenäeu van Ephraim, ende
deze zvn de duyzenden van Manaffe. De ;
aj^derePf. XXII. zi . Verboort my van de hoot'
nen des Eenboorns. Verder leeraren ©«z^ir,
j^katms, andere Arabieren, dat cot noch toe
rirn o^aram eene witte-ji>ildegeytehttQ\tx\^\
de Kaldceuwfche \Jyt\QggQisJonatbanQ.T\On'
kelosi de Rabbynfche Leeraars in Bava Bt'
tbra en Zebachim, dat Reem is onder de Git
ten, Abcn-Ezra ovcr Pf. XXII. 2t. onder
de iz,ildc Gären, dcwelke ook zelve in het
Geiten, of Harien-zoort zyn. Meer vverki
dan de Hoornen maakt aan den zeer geleerden
Man de omtrek der andere eigenfchap.
pcn van de Reem , voornamentlyk van de
groote cn van de Iterkce. Op dat hy ook de-
•/.cn knoop oniflrikke, ilrekt hy den naara
Geitc cn 'T)orcas, nnlde Geile, ook uyt tot
grooter beeilen van dat zonrt, byzonder cot
de rz'ilde breedhoornige Gelten: cn hy geeft
aan Bileams voorzcgging dezenzin: gelyk de
Reem der Arabieren cot noch toe aan ons onbekend
boven andere Geiten in groote uytmuiit,
dat gelyk de hcerlykheidvan Ifraclboven
andere nabuiirige Volkeren zoude grooter
zyn, ook zo andere in Üerkte cn macl«
zoude ovcrcreflcn: cn dat zo de ilerkte Viin
de Reem zo zeer niet tevergelykcnwaremei
de flerkte van alle de Dieven der Aarde, maüf
in tegenürydigheid te ileÜen met de andere
Geilen of Harten. En hy toond uyt Gefnirfjs
over de Viervoettge i>ieren bl. 306.
de wilde Geiten met hunne breede, langeen
puntige hoornen gewoon zyn andere Beeilen
aan te vallen.
m
TAiv. cccxm.
Nttmer . Cup. x xm. V. i i
Leo et Le¿riia A-ycKn