5^4 G E E S T E L Y K E
D o o r de Dieplet die kmdm is Viggendc. hier
e n G e n . X L I X . i f . verilacin wy onderaardf
c h e waterplaaczen, uyt welke geduuriglyk
d e opkliramende dampen de bovenile korll
van het Aardryk befproeijen , zullendc aan
d e Planten voedzel aanbrcngeti., en ook in de
L u c h t opklimmcnde aan den Regen eii ander
e waterige hoogvliegende dampen lloffevcrfchafFen.
Van dusdanigc Thehomoih , Diepten,
' ook voor de gantfche PlanetifcheDraaikolk;
I e n leeraard ons, zo vele Aardbewoners als
' w y z y n , de dagelykfche Ervarendheid, dac
d e Zon de -vuicbtüi voortbrengt, door het
annpevllen, in eene evenredige kracht, van
I haare wärmte het voedende zap in de Planten
c n d e r z e l v e r buysjes, door de wärmte zelve
w y d e r gemaakt. Aan de w e r k ing van d e Zonnc
Word ook raciding gcmaakt Deut. VUl- |
7 . H^aat de HEERE uvue GO D brennt u in :
een goed land; em laud vau --jjäterbecke», foriteyncn,
endiepien, Thehomoih, die m dak» ende
bergen ii)ivlieUn. Akius wor d /Jjfnr vergelek
c n by een Cederopdcn Libarjü'i, is/elkeu de'-sat;
rmgroot maakteu , f« de afgiond huos, tnaakie,
i i z e c h . XXXI . +. Het H. Wetboekheefcons
in alle dcze piaatzen ontdekt die d ing en, de-
-welke anderszinü in d e '¿innen niet vallen, op
dat het tocgdacen zoude zyn de binnenlkv
e r t r e k k c n der AarJe in tc zien, en te befl
hoiiwen de verborgene Icliackameren, dew
e l k e ook de Reden wc\ mächtig is tegiilen
u y t verfcheiden gisfingen, voornamentlyk in
bergachtige Landfcliappen, alvvaargenoeg ov
e r v l o e d i g e bcwysiekenenzyn van onderaardf
c h e waterplaatzen, uyt dewelke d e rivieren,
i t r o o m e n , fonteinen met grooter recht af te
l e i d en z yn, dan van den Regen of Sneeuw.
E n men moet wel te recht aanmerken, dat
G O D alhier door Mozes beloofd, en boven
d o o r Jacobe aan zyn volk twee doorluchtige
weldaden , welke den Ifraeliten in Egypte
o n t b r a k e n , als het wel k gebrek heeft en aan
genoegzaraen Regen, en aan Diepten, van
w e l k e Lands getleldheid eiders mc£r.
Maar wy worden ook, als in het voorbyg
a a n , geleerd, dat de Grocibare dingen niet
allccn gevoed worden van de wateren uyi den
Hemel v.ülcnde , maar ook uyt die der Ai-
is derhalvcn gcen twyfl'el.
D e Maanhy aldien wy die aanmerken in
hären maandeiyken omloop rondom de Aard
e , zo kunnen wy gemakkelyk door gerejcb
j.Tächnn ¿Q i^oorizeutnge der Manen, verilaan
d e Vruchten zelve, dewelke de Aarde van
maand tot maand verlchaft, volgensdenloop
d e r M a n e . ot'uytßoot. Maar onze moederlandfche
V c r t a lmg e , Früchte, lixlche der Mond
bcr-vur iivckei , l'chynt de Naiuurkundigen
v.warighedcn temaken, en de Manezelvede
p c i l l c n d e kracht, de groeibare dingen uyt de
Aarde vooni luuwende, of het voedzamezap
in de buysjes dringende. Gelyk inderdaad
d e Landbouwers of Hoveniers hunne z o genaamde
ßoerfche Regcls op de bewegingder
Maan gebouwd hebben, welke meer gewicht
en gezach krygen van eene inbeeldingdikwyls
b e d r i e g l y k , en een te vooren begreepen gev
o e l e n , dan van de Heden en ondervinding.
H e t is buyten alletwyfieling, dat d e Maan op
d e z e n Landwatcr Kloot perll, endatvandez
e zelve perlRng aihangen de Eb en Vloed
der Z e e , de N'erheffing der vallendeZiekte,
d e r S t u y p e n , andere Toeval len. Ook is den
hedendaagfchen Natuurkundigen niet onbekend
daar reden van te gevcn. Doch of dez
e zelve PeriTing hare kracht uytltrekttotde
P l a n t e n , enhoeverrezyzichvoortzet, is tot
noch toe in het onzeker.
M e t het 1 s- vers is g e l y k luydende d e plaats
Gen. X L I X . 26. alwaar J a M naar de Voorg
r o n d e n : welke twee fprinkadcrs z o v.eeren , vadercn weggaande aan JoJcph den alderbeb
e f t i p t e l y k van G O D /yn afgemeetcn, dat
alcyd d.\i gedeelte der Watercu o f der bovenl
l e , of der ondcrll e tot het voeden der Plant
en word beilced, het welk en tot voedzel
minilen onder de Zoonen: De tegemigen uti'es
Laders gaan te buven de z(g(niugen r/iyner
voorvaäeren tot aan het eytäevan deeeuivigehui
clen. Le C/ercq hccft op beide plaatzen eeu-
1 wasdom dcrzelver nood/akelyk is, eneen , -J^ige, gednurige berge» en heuvelcn. Doch ilaat
a l d e r l u y i l e r r y k l l vertoon- teKen van d e Opperl
l e VVysheid en Goedlicid.
H e t 14. i'CTS gceft gelegenhcid tot verfcheiden
üvcrdenkingcn. ßy aldien wy de
Z o n n e aanmerken in betrekking tot de Bew
e g i n g , dejaarlyklchegeeft, gelykzy'inoem
c n , vier Tyden van het Jaar, en in clLc
iñcuvvc V ruchten, andere in de Hcrlil, andere
des Zomers, andere in de L tnie, anaan
te tekcnen, dat aan Ephraim en Manalle
ten erflot gevaüen is ht t Land aan deze zyde
en over de Jordane, toe aan de Middelandf
c h e Zee toe, l'iazan , Gilead, wegens de
v o o r t r e f f c l y k h e i d en menigte van Rundvee,
en van klcíne kuddcn doorgaaiis indeSchrit"-
tuur geroemd. jerem. L. 19 Ende ik zal ¡jraet
'wedcr íot z,vie rsjaimn^t brengm, ende by zal
-x-eyde» op den Oirr/iel, ende op den Bazan: ende
dere des W'inters, de dagelykfche andi-TC, | zyne ziele zal op bet gebergte lifbrawis ende Gic
n dat wel alle daags in ec.'n zodanig vruclu
haar Land, als het Kaneeiche is geweei l . Dit
w e l d a d i g GeÜernte, aangemerkt alseenvuur
i g c n Kloot van overgrooi gewicht, fchenki
w ä r m t e , en die wel genoegzaam en noodza-
Uads uerzädigi v orden. De gelegen hei d heeft
z i eh op Deut XXXI I . 14.. aangeboden omde
vermaarde vruchibaarheid van het l and l^azan
tc roemen. Maar de gctuygenis van Jofefus
o p het III. Boek het 4 kap. der Joodfcbe Oork
e l y k , niet alleen voor het Aardryk, niaar ! h ¿ en, vcrdiend ook te worden geleezen: alwaar
D r , i T. cap xxxi i i v i«)
T k f s a u i i iJi a t e i i « .
^Siu'l; ^ l ' lu^i^^' xxxirr.jÄ
u * » ='^n'WiSt-•