•Ill''
'i
G E E S T E L Y K E
5 3 2
in aanmcrking. Gene zynBloedeloie Dieren,
deze een byhangzel van de Viervoerige zonder
voeten. Lchter ten aanzien van het fenyn
worden zy zeer dikmaal, gelyk in onzen
T e x t , by de Slangen gevoeg'd. Ecclef.
X X X I X . T>e tanden dcr -wilde dieren,
ende di Scorpioenen, ende adderfìangen , ende
het zweert doende •ujrake aan de godioze tot
haar uerderf. Luk. X. 19. Zìet ik geve 11 de
macbt om Jlangen en fcorfioenen te treeden-
Luk. XI. II. Of ook om eenenVifcb^ zal
hem uoor eenen Vifcb een flange geven. vs. 12.
O f f e zoo hy ook om een ey zoudc bidden , zal
hy hem een Jcorpioen geven ?
Zelfs ook in de warmer LuchtÜreeken,
hoedanig de woeftyne is tuiTchcn Jiidca cn
Egypte, leven de Shngen en Scorpioenen in
maacfchappy, hcide een kruypend Gedierre.
Daar komen ook Plaaizenvooi-, dewelkevan
d e Scorpioenen den naamliebbcn verkreegen.
In de Zuyderlyke det'len van Jude a , nietverr
e van hei uyrterlle Afphaitiiifch Meyr is een
Berg wegcns dcn ovcrvloed van Scorpioenen
genaamd de opgang "con Akrabbim ; van de
Scorpioenen Num XXXIV. 4 Joz; XV. 3.
Recliier. 1 36. MilTchien ooY Acrabaten a ttxv
Landfchap naby idnrnea 1. Makkab. V. 3. en
een ander Acrabatena, eene uyt de Vorllendommen
van ''judea tulTchen Neapolis en
Jericho , van wclke zìe Heiandi 'Paleftina
bl. 151. vergelykc Bochan Hieroz. \l -Dee\,
IV Beek, 29. kap.
De Bende der fenynige Dieren in onzen
Text vermeld iluyt de Dip/as eene flange,
gelykende naar eene adder , maar kieinder,
naauwelyks van Dodranralis wit van lichaam,
dünnen Haart, met twee zvvarte ftreepengetekend
, in de Arabifche en Egyptifchewoellynen
zeer gemeen. Zy fluyr, zegg6ik, by
aldien vvy de Overzetting van Hieronymus
volgen. //>'¿i «ic Leidsman geweeß in eene
groote en verßhrikkelyke eenzaamheid, in de-
^'clke -Ji-as de Slange brandende door het gcn
fchiiyjfel, en de Scorpioen , en de T>ipfas ,
Tzimmaon. Ook de Polen noemen de Dipfas
met een gelyk woord Zmyä, Meninzk. Lex.
bl. 5648. Der Türken Symmet, in het Meer«
vouc Sywem , Symam. Een Mannetjes Hang
b y d e n z e i v c n b l . i g S ö . k o m t d a a r n a by. iMaar
vele redenen leeren dat tßmmanon; dipzan
veeleörbeiekend dan 'Dipzada, dorß, droogte
, zeer drooge plaats , gelyk wy ook over«
zettcn , eene droogte zonder eenig w^ater,
etrie citele 'Dürre. und kein waffer. Vergclyk
P f : C V I l . 33- J e z . X X X V . 7. En met om
ilemmen de LXX overeen, en alle anderen
Uytleggers behalven Hieronymus; en Bochart
Hteroz: II. Deel , III. Boek, 8. kap. Inmiddels
op dat 'er niets ontbreeke van die
dingen , devvelke tot opheldering van den
T e x t dienen, Üelien vvy d e 7)ipjas voor Fig: ii.
P R I N T B L A D CCCXXXIV.
IVant het Und^ äaar gy na toe gaat om dat te erven^ dat m is niet als Egyptenlandt
^an ipaar gy ujtgegaan ^^t: het mlke gy be^aißet met » ^aet^ ende M
he'waterdet met mven gartgh y als eenen Kruythof.
Aíaar het Und, waar benen gy overtreh om dat te efven ; is een Ufjd van bergen
ende van dalen: het drinkt water by den regen des hemels. Deut. XI . vers 10.11 *
(a) Nadcmaal met het hecn en weer lopen, en door watervooren cn krcckcn uit de Myl af ic leiden. *
Het land door G O D beloofd 'word nader hier befchrévcn,
!Daar Jacobs nageflagt in veiligheid zal léveity
Het geen in groeizaamheid Egypte Jîreefd vonr by :
De Nyljlroom, hoe vermaard en JUpryk hy ook zy,
Kan by het hemels nat des regens geenzhits hilen
d IJraliten ! hoe zult gy hier zegeprdlen,
Na V uitgefîaan verdriet, in deez^ gelukkige oord^
Daar GOl ) a zelf geleid op zyn gegéven '^oord,
Om 11 met zegeu en met rykdom te overjirdlen,
fVaar by op aarde niets in heer'lykheid kan hdlcn.
ALhier worden aïs in vergelyking
nochrans in zekeren zin zicluegeng.
d e Landfchappen, Egypte en 'Palejtina
plaatft: het eene in de Kunll de getrouw
dienareiTe de N'atuur te hulp komt} het and
e r e , waar in de Natuur deKonftvoorloopt.
Beide door GODS gefchenken beroemd.
In Egypte, voornamentlyk in het opperile van
T h c b e a f totSyenetoe, is d e regen zeer zelJzaam.
Het kruyd bid niet onderdanig den
regenenden Jupyn. Doch de Nyl verviild het
gebrek aan het Hemeifch-water. door eene
Jaarlykfche over f t rooming, waar mede iiy mcc
zyn llym overvloeid. Alhier word na de overloping
het Zaed gezaeid, maar doordien
d e bitte der Zonne den grond uytdroogd,
rooet
TJUJ . CCCXXXIV.
omni pm-te lieaha C.VXI . . . . ..