íir!
N A T U U R K U N D E .
P R I N T B L A D CCCLVIII.
dede hem rjden op de boogtender aarde , dat hyatede híipmfien des'Velds : mdc
by deed' hem bonkh tstygen uit de ¡ieenrot^e, ende olie m de keye der rotz:^n.
Boter 'van kpeyen, ende melk^ van l{lem vee , met bet vette der lammeren, ende det
rammen, die in Ba^an iveyden , ende der boleen , met bet vette der nieren, 'van
tar'ive: ende bet drttivenhloed j veynen'wyi^ behtpgedronken.
Jls nu Jefcbarun ueí iverd, ^oo floeg bj acbter ttit; gy :zyt njet^ g'^ zjt dkk^, ja
met 'vet overde^t geoDorden, ende by íiet God varen, die hemgemaakt beefty ende
^erfmaaddeden rotKpeen ^ynes b^ls. Deut. XXXII. vers 13, 14, i y,
fíier vJord nog eens t
Van het kloofde Lattd voorzeid,
Vnar Ifraél zal veilig léveny
Vnar V aardryk vrugt of vrugt zal géven;
Daar 't HONING uH de HONINGGRAAD
Zal hilen t in een Myden J^aaí,
zelfs ook uit de Jíeenrots zuigen,
hm 't -va» G O DS goedheid te overtuigen,
Daar 't land -^/i» MKLK í» BOTEK vloeid^
En V Vé in B AZANS -weide groeid,
T>aar wíb í^tf TARW ziet wélig bloeijent,
En by din frijfeu IVynflok groeijenj
lot vreugd van Jacobs nagejiagt.
In zulk een land zyt gy gebragty
¿ Ifiaíieten! door GODS zegen.
Maar acb! ik ben met u verlegent
Cy Jlaat baldádtg agier-ait,
Verfmaady in uw gehaat bejíait.
Ven Rotjieen, daar gy op moeji bouweni
ZiSy zie de ivélige landsdouisien ^
Die G O D aan u gegéven heeft,
ÍVaar in gy vry en vrvhk keft.
Maar boe! gy laat de Godhetd •varen!
Ontmcnfïe! komt tog tot beda'ren !
En dank die grote Majeficit,
Die u dit heil heeft toehereid,
Ja leeft naar zyne hemel-v:eiten,
Die V Hem behaagd heeft in te zetten^
Zo zal nooit ramp, of ongeval
V trefen in dit aardfe dal.
Fcn ieJer zíet wel, dat.in eetie elgentlyke
bccckcnilTe nog Honing vioeid uyt eene íleenrotsze,
noch uyc eencn b'.ikcnboom, nochte
voort met aan het Ifraeliiifcli Volk te
vertoonen de weldaden, maar hyverwytook
de fnoode ondankbaarheid. Ily dedehemry-
Olye racerder uyt een harcle KeiÜeen , dan
'er goud, of gcld uyt een Kefelfleen. Maar
GODS buytengewoone Redenaav gaüt
(en der aarde-, van hetbergaeh-
tige^GHeadT oP dat hy ale de inkomf/en des het Und, alvvaarnictallccn tamraeRyen wor-
S^rhetMoabitifche. ; den geUweekt,_ maa^
Z ende Olie uyt de keye der rotzen : het is ' neílelcn m Keifteenen , RoíT^hen. Doornecñe
díhtkundP.e fpre/kwys enleeniprci,ki- i hcggen.gclykindeOotterrche Landgewelten,
¿ wiar door befchrecven word heí Land ' in Poden. K^uíland enz. verd.end loffpraak,
IkeTiZe van Melk en Boningh, allcrwegen ¡ het welk Mozes aan het Kananeefche toeeiv^
uTibaar Zo ook Firgiüusin da iV. Her- gend. Zo ook Eursf.des ;« Bacchs vers .4.
derszang vers 29.
En de rode druyv zal hangen aan de onbe-
En de barde Eyke» zullenùedauKde honingdro^
j^els uytzzceererh
De Akher %loeidvan Melk,
Zy vioeid ook van fVyn, ook vioeid
Zy van de Nektar der By'én.
C c c c c c