il
G E E S T E L Y K E
5 8 Ö
dat eene plaat2elyke beweegingaan deZonne
niet toekomt, Deze mocft a lhi e r ß i l z w j g e n ,
in zieh zelven ruften, den uytvloed ofinvloed
o p den Planetifchen Hemel als te rüg irekken
, gelyk een Oppervorft ruil, zwygd ,
Itilzwygd, en alsineenenietdoeningis, wanreer
uyt zyn Paleis gene beveclen aan deonderdancn
uycgaan. De LXX. gebruyken
eene Spreekvvvze, dewelke gecnzins nadruk
ontbreekt, hifteymi enfia fei ^ ßaa» in de ßandflaats.
Van de Zonnc is her altyd waar, dat
die ftaar, hißarai op hcc MiddeÌpunc van de
Draaikolk, jnaar de/eßaat in de (iandplaatsy
• 7y ftaat 20, dat zy zelfs nicc om haar eigen middelpant
gedraait word. In de Piolomeefche
bcarrekunde word de Zonnc nooic noch ten
ccneinaal een ilaan, ßnfis^ toegekend, dieis
ineencneeuwigenen alJcrfneliÌen loop: derhalven
zoude iiec cnkel woord hißeymi genoeg
gewceil zyn. Gihon en /Ijalon worden
genoemd nitc alicen als de Belchouwplaaczen
van het wondcrdadig Verlchynzel,
maar voornamcnriyk inc dal einde, op dat
alle de GelLichtcn der Aarde zoude weeten,
b y welke gelegcnheid, in welk Landgeweil
ter gunße van her \"olk G U U S een Wonderwerk
van zo groot een gewichte uytgevoerd
was.
Doch wy hebben hier ook te doen met onrechtzinnige,
ja mer Ongodiften. Teyrerius
Jheol. Syß. IV. ß.5.kap. brengtal dat wonderwerk,
hec welk alhier verrichc is geweefl,
tot de rang der Luchtvcrhevelingen (Meteoren
). De Zonne, en de overige Gefterntens
hebben hunncn gewoonen loop, volgens
de Weitender Nacuur vervolgd > dnchj'ofua
vreezcnde, dat niec, de Zonne nu heigende
naar den ündcrgang, de dag zieh, ende de
zyne zoude ombreeken om de vyanden te
vervolgcn, door zytie gebedcnheeftverworven,
dat de wäre Zonne nu onder gaande,
2Ìg een ßyzon zoude vertooncn, onder de
Luchtverhcveüngen de Zonne gclykende ,
aan den Gibeonitifchen Gezicht einder. Gelegcnheid
tot deze gedachte heeft gegeven
het Verfchynfcl, dac indebergachtigeLandons
Zwiczerland dagclyks kan
itreeli
waargenomen wordei
na dal die zignubened'
NamentlykdeZon,
ndenGczicht-einder
heeft neder gedokcn
j lluvt door het bcilralci
der Hoogfte Berg-k
uyn •
wederom haai
licht tot de onder gelegene d:
n , envcrlcngd
voor de Invvoonders hctgebn
lyk van den dag
boven de gewone langte Di
-•zelvc reden is
'er omtrent de opgaandeZonr
e. Dochvoor
Teyrerius is niet genoeg dezei
1 rcchten invai
der llraalen op de toppen der
Alpes , en de
vandaargedanewederomkaat:
)rhem
is het noodzakelyk wederom te lopennaardt
weldaad der ombuyging, zo byaldienhyeen
noodhelpende, l^icarius, Zon zoude willen
maken. Dit vooriki nubegunlligt, offchynt
te begunftigcn, de Waarneeming in deNoordfcheLanden,
Zweeden, Noorwegen, Nova"
Zembla-gemeen, waar door z y de Zonne 7Ìen
bovcn den Gericht-einder, die nuinderdaad
beneden dezelvc is ondergegaan. IVlen ziede
RefraEite der nooit ondergaande Zon van Bil.
bergiè^ii. DegevvydeGetuygenis; 'DeZonve
nußond jiiUe m't middcn des Hemels , ende
en haaßcde 7iiet cjidcr le gann omtrent eenen
volkomenen dag. Opdac'Z-'ijrer/ffj-datzoude
verdraaijen , verklaard hy het zodanig , dat
roen niet Iklliglyk raoet verilaan eenen gelielen
dag, maar als een gebeten. Gelyk als 0/
twee heeft Sirach. X L \ 1.5. Hetft niet de Zonne
[ili gefìaan — en een dag tot twee getvOifen^
p)OS duo, nwAcn hoosduo. HetZonnelicht
allcnkskens op de Gibeonicifche Bergen
verdwyncnde, dac in hecdal Aj.ilonsverfcheneniscenL.
uchthemclingde Mane gelyk, tot
dat de vyanden zouden overwonnenzj'n, en
ten eenemaal vcrllagen- Dus blykt het den
befchimpcr klaarlyk , dai geen dag dezen gelyk
, voor ber/j, noch na hem geweeß is. Ten
toneele voerd hy den Godsgelecrdencn Wiskundigen
onder-^ichzintwillende. DeTwiltredening
is waai d ig, dat zy alhier, als in plaats
van eene Tuilchenrede , worde ingevoegd:
T>e IViskunßenaar betoogde, datier dagen van
meér dagen 'wier den gegeven, volgens deJcbuynte
Vau de Hemelkr ing, door eene van zes maanden
gediiurig aan die onder de evenwydige lyn
isooven. Of deze •woorden "¡¿¡ierd de Godsgeleerde
zeergram, roepende dat het godkos was ^
en met eengloeijendbrandyzer, daar de ketters
mede verbravd 'worden , te reinigen , vafi te
ßeilen, dat''er zotiden kmnen gegeven -worden
grooter dagtn , dan dien dag , cewelke in het
•wondir^-erk van Jo/uageweeß is , en welke
eene als tv; ee gemaskr is geweeß. ¡^oornamentlyk
, om dat 'er uytdrukkelyk is geßhreeven,
daar was gcen dng dezen gelyk , voor hem
noch na hem. Als welk n/eis klaarders, niet
mtdrukkehkers ßbeen. Doch wy zon den openbaarlyk
, zeide hy , de Heilige Schriften voor
leuji^enacbtig houwden, {het welkgrouwelykof
(cbrikkelyk is om te denken ) byaldien waaracbiig
waren die dingen, welke de Wtskmidigebetoogd.
En dat derhalven de Keizers zeer
ireffelyk zorge gcdra^en badden, dewelke den
IViskundigen den Hmei der Krißenenhadden
verbodtn. IVoedmet, arme Trießer, heeft
de Wiskundigc denGodgeleerdengeantwoord:
uwe Godsvr licht bedriegc u onvoorzieht igen,
¡•l^ant en het woord GODS is waar acht ig.,
en de reden der IViskunde is waar. Het is
de waarheid, dat ''er noch te vooren geweeß
is, noch daar na zyn zal eene zo'n langen dag
in het Gibeonitifch Laudfchap, hoedanig
weeß is "jozua een IVonderwerk gebiedeiide.
Maar breid dat IVonderwerk niet »yt, en die
lengte van den dag buyten Gibeon, tot andere
Pisani het is de waarbeid-.
N A T U U R K
'ook kan 'er geen waarder gegeven worden dat
in de Afpunt'tge Landfehappen de dagen veel
langer zyn geweeß tn zyn zullen dan d'u
waar oj> ''joz.ua gebiedende de Zon nietgehaaß
heeft onder te gaan te Gibeon, geduurende dt
tjd van eenen dag, en welke eene dag zo veel
geworden is als twee: want daar worden o^enbaarlyk
aan die onder de JJpunt woonen da
gen gegeeven i niet als van twee dagen, maai
waar lyk van 18 z. dagen, en daar en boven
*Dat de JViskundige met onujtworßelbare be
wyzen overwon. Doch de averwome Gods
gekerde twifte te vergeefs. Namcntlyk Te\-
ter 'ius wierd gewaar, dac hy met de Gods
geleerden zoude te docn krygcn, en lichte
lyk worden verbannen als een verklcindei
der Goddelyke VVonderwerken. Derhalven
vocgd hy 'er de volgende bctuyging by. Die
gene (menfchen van een kwaadaaräig
len') zyn bety by welken het voornamentlyk
Cioüsdtenßig engoddel>k is, alwat nietgeloofd
word en hoe ongelooßeljker, hoe heiliger by benl'ivden
de wonderwerken gefchat worden, als
dan (dat ook zelf een wangedrocbt is) zetten
zy meér geloof aan die dingen, hoe meér zy
het gelcof te bovetì gaan. Doch ik bekenne
oßenbertig, dat ik myn naam n'ietbelydeonder
de ongeregelde verded'igers van IVonderwerien,
dewelke alle Reden ^buyten flnyten. Ik ben
Rede lyk, en vermeine > dat 'er niet s met de Reden
over eenkomende van my vervreemd is.
Die IVonderwerken van Jofna en Jezaias
gelove ik. En in dezelvc eerbiede ik GOD
of het aldermteße. Maar ik gelove dezelve
niet grooter dan de wäre en met de Reden
overeenkomende. Dcthalve hebbe
zel-iie b'mnen haare palengehouwden.
k e wyze van bctuyging niec buycei
haak is, by aldien die toegepall word
•wonderwerken door overleveringen
voerd , dog geensüns paft op die
in de Heilige Bladerenbegrcpenz;
vviskundige Redenkavelingen van c
ofveeleér gelyk Wiskundige, en Vioekwaardige,
hebben naauwelyks zekeren fchynvan
waarhcid, of fch a d u rt' e , en verd w ynen fch i el
y k e r , inde luche voortgebracht , als die zelve
k'rachtige luchtverfchynfelen, van welke hy
fpreekc. En zieeens, hoe hy zieh zelven
ongeftadig nu herwaartshcncnwend, nuderwaarts.
Nu is hem tot vluchtplaals de weerkaatzing
van de ilralen der Zonne, reeds onder
dcriGezicht-einder gedoken, vandeGibeonfcheBergen:
nuiszynvryplaatsdeweérombuyging:
niet aanmerkende, datdezelve,
by aldien a! die Bergen de hoogtens der Alpen
gehad hadden, gelyk zy in geenen deelc
hebben, 2y geen een uur zelis aanjofuazouden
hebben kunnen gcvcn, veel minder eenen
ganfchendag, of als zodanig: en dat van deze
eene ganifcti andere rede is in de Afiatifche
Landgeweften, dan in de Aspunt nader
U N D E. 587
« de.
Weli
den
o p d e
en ingedewelke
1. Alle de
iM:
l e g t e n , gelyk de omleggende Luchtdamp
hier dikker dan daar is, en dac de Reden en
ondervinding aan een icder der hedendaagfche
Wiskundigenleeraard, dacdewederomkaatzing
meòr en meèr vandeMiddeüyn aanwafcht
cot aan de Aspunten, en dat in Paleilina
zodanigc niec gegeven word , de welke
de Zonne nu ondergcg^ian boven den Gezichc
einder zoude vovbcelden. Daar komc
by , dac de Zon in die aan de Aspunt gelegene
Landllrecken, gelyk dientet zeer hoog
daar boven verheven word , zo ook niet diep
beneden den Ge/.icht-einderondergedompelc
word, daar in tegcndeeldicin Aliehoogclaaibovcn
klimpc, cn diep ncdcrduykt beneden
denGezicht-einder. h'n eindelyk helpc 'Peyr
er ins gancich niec dat to pros of hoosduovm
Sirach , ai wäre hy onder de Regelraatige
Schryvers, waarelyk niet uyt te ftrèkken eoe
een half uur of uurtje, maar veel wyder, tot
cwce, ofte byna twee dagen.
Van dezelve rang m:t •peyrerius'xs.Spinoza
zelfs by nameiecsdoornachcigs, ofwandrogtigs
met zig brengende Tra^: 'Iheol. 'Polit. r.
kap. en 6. bl. 21. 78. By wien het gehele
Wonderwerk gebracht word toc een ßy-zon,
eene weeromkaatz'tng ontßaan zynde grooter
dan naar gewoonte van wegens het veelvv.ldig .
ys, dattoentertydinde Luchißreekwas. Dus
Cartezianizerende ofRomanizerende: Wanc
deze Vooronderiklling van de By-zonnen
is van overlang verworpen. Hy zelf heeft
wel gezien de zwakheid van zyn gevoelen,
en voegd 'er daarom by, dat 'er iets anders^ •
had kunnen tuiTchen beiden komen, betwelk
nu 7iiet onderzoeken. Want de Rede leerde
hem , dat in cene zo warme Landüreek, in
eene zo fyne Luchtdamp, zeer zwaar te begrypen
wäre eene ftoffe zo zeerverdikt, de-
•elke de Zoni
ßy-zon zoude vorin
ne wölke, nochcaj
onmogelyk, ja eene
verlichten het ampt c
ider gegaan zynde eene
ofook eenebevrozede
Lucht hangende
:on, dewelke door ce
Zonne zoude waarnemen.
Vot^rwaar tot hier eoe zoude Spinoza
mec I^eyrerius ineenevergelykingkunnen
gelteld worden, ja ook, gelyk wy aanlbnds
illen zien met Le Clercq, doch op her 6.
kap. vertoond hy zieh een openbaar Ongodiil,
•wendende, dat de Joden door een
•hrig bedrog die Won der w e rk verdicht
hebben , op dac zy de Heidenfche Zon en
Maan-aanbidders zouden leeren. dat de Heere
verheven was boven Zon en iVIaan, en dat
'er derhalven niet alleen melding is gemaakt
van eenenlangerdag, ma;irookvandeZonne
en van de Mane. Dezefpocwoorden , vuur
en yzer wanrdiger dan eene bondige weder-
Icgging, laatik aan anderen over.
Daar zyn onder deOngodiften, dewelke
ter hunnerdus en zo verdediginguythetüpftel
van Ko^erntkus trachten tc bewyzen,daÉ
door
dl