N A T U U R K U N D E.
Iii
j^lßiet gy den T)waas in een mortier met een
ßamper in het inidden van hetgeßootengraan-y
zyne ä-xaasheid cn zonde van hem niet afwyken.
Deze Uytleggingvermeerderd de kracht
van het Wonde rwe rk, dat 'er uyc d e liolligh
e i d der T and zo veelwacergcvloeidhebbe,
als gcnoeg is gevvecil om Simf6ns dorlt te
leiTchcn, gelyk etriyds den Uraeliren water
uyt de Steenrotze gevloeid heeft, en honing
met olie vermeerderd zyn geweell tergunÜe
van de Sareptaaniche Weduwe. Tlmius
verhaald in het X. Boek, 33. kap. dat'erblas
e n vol vvaiers zyn in het Lichaam van de
wilde Geyce, ofwaterhouders, dewelke den
G e t u l i f c h e n Scruykrovers in d e wüdernis doril
h e b b e n d e tot verkwikking zouden zyn, gelyk
de waterblazen in de Buyken der Kameel
en voordeTur fcheKoopheden. Zynewoorden
zyn deze: de '•juiUe Geyte gedurig dorß
hebbende ward tu Afrika- geteeld, en doorden
aard van het land drank ont beer ende ^ opeene
vcr-wonderlyke wyze tot hulpmiddelen voor de
dorß igen. Waat de Cetulifche Struykrovers
verduuren het door die hnlpe, in derzelver
Itcbaam blazen met zeer gezondvocht hebbende
gevonden. Zo zyn voor d e Metaal-gravers
t o t verkwikking äe Enhydri, een zoort van
i l e en ^ t i t e s genaamt met wacer gevult. Uyt
d e holiigheid van de T a n t is door de kracht
e n der Natuuregeen water gevloeid 5 zoook
geenszins uyt eene harde Steenrotze.
Daar zyn 'er zeer vele onder de hedend
a a g f c h e n , dewelke ibandehouwden daLhet
water niet gevloeid is uyt de groeve van de
T a n d : Le Clercq heeft voor Ma£lbefcb gel
l e ld eene groeve, uytgehoid, alwaar Öimfon
geilaan had, even als een monier. Het
k r a c h t i g f t e bewys leid hy daar van af, dat
d a a r om deszelfs naam genaamt is At Fonteine
des Muroepers, die in Lechi is, totopdezen
dag. Inderdaad nieraanr zoude zieh zelven
lichtelyk wys maken, dat 'ernaderhandakyd
water gevloeid zoude hebben uyt des Ezels
Kinnebakken , of de holiigheid der Tand;
m a a r n i e m a n t niet uyt de Klove, welke het
Vatikaanfche Affchrlft nocmd Lakkon, her
Alexandrynfche 'irr,uma teysßagonos, van AIdus
en het Complut enzer to trouwma en teyßagom.
Ja Jofcfus JoodJche Oudh. V. Boek, 10.
Kap. voegd 'er b y , dat deze plaats naderhand
den naam gehad l^eeft van Jw^oo», Kakebeen.
Dit ondertekend ook Dflerius in zyne Jaarbocken
op hci Jaar ^STS anderen verzwyge
ik. Wegens de Font eine des Aanroepers voed
elk cen gcvoeicn met zyn Leeroplle! overc
e n k o m c n d e , Bocbart, dat zy eene andere
is geweef t , dan die aanSimfon water verfchafc
heeft. Le Clercq, dat het door een Wonder-
. w e r k is uytgevloeidj maar dat, de onderaadfche
VVaterleidingen eenmaai herwaarts
geleid zynde, naderhand den loopvolgensde
w e t t e n der Nacuure heeft v c rvolgd, welkgevoelen
my niet mishaagd.
E e n e gehele nieuwe uyt legging, doch geen
, lichr geeft aan deze gantfcheGeichiedcniszek
e r Öpmerker van Ha! II. S tuk G e rm, die het
Ezels Kakebeen veranderd in eenen Hoop
Krygskntchten. Ziedaar, lioedanigeene Verlaling
hy geefc. Ende Smßn vondeeene vers-
I ßhe hoof in hare wakkerheid, ende ßak zyne
Handuyty en gaf hen bevel, of vo erde deze U
ve aan, ende ßoeg daar mede 1000. Thilißynen.
Deze nieuwe Verklaring, om dat zy
fteund op Let terkundige bewysredenen, kan
ik gemakkelyk nalaten, zo ten aanzien van
eene breeder verklaring > als van een onder-
2oek volgens de wetten der Vertaling, het
welk op zieh htekgQnomeuJoh.JacobusSei^
ferheld in de Letterkundige Verded. van de
'Plaats Rechter. X!^. vers 15. over het Kakebeen
van den Ezel-, waar in de ourechtmatige
valfche verklaring van den Opmcrkervan Hai'
le wederlegd wordt en de vertaling van den
Gelukzal. Luther vcrdedigt. Te Tabing by
Job Francken 1716. in +. Men kanookleeven
M. Job Krißiaan Ort lob oxer Smfons
Font eine naby het Kakebeen-, en defelß in fween
verdeeld Sceuiasma Leipzig 1708.
P R I N T B L A D E N CCCLXXXV--CCCLXXXVIÍ.
De Geeß des BEEREN werd veerdig over hem y ende de touwen, die aan zyne
armen waren, werden als (innen äraden, die van den Dyere gehrand zyn, ende
zyne banden verfmotten van zyne banden^ Recht. XV. vers 14.
— Doe ßond hy op ter middernacht; ende by greep de deare der Stadpoorte met de
beide po(ten , ende namfe weg met eenen grendelboom, ende leyäefe op zyne fcbouderen,
ende droegfe opwaarts op de hoogte des bergs, die in het gexjchte van Hebron
is.
— Doe verbrafi^ by de Beelen, als een fnoerken vangrofvlas verhrOQken wordy
als het vier riekt.
— Voe verbrali^hy^ van zyne armen als eenen draad.
K r r r r r 'Doe
á