N A T U U R KUNDE.
Het Volk van SUCCOTH voeli zyn wel verdiend onthaal,
Tie Doortien treffen het z.o vinnig als het ßaal,
Het geett de huid doet bloeden,
Men fchreeuwd vaß ach ! en help.' maar niemant ^
ö Jfraliten! wykt nooit van het deugden f^oor.,
Zo zult ge u zelf behoeden:
Zo zal de Godheid u befchermen vcor al V geen,
Een ieder voor zig zelf, of in het algemeen
Ooit kon tot Jchade ßrckken.
Gy flraft uw vyand nu met ßhanäc, hoon e7t ßnaady
^ I s gy hem hevig met nzu jelle OOORNÜN p a t y
Die 't lyf met vjouden dekken.
Bepaald dan ßeeds uw drijt aan G O D S gehoorzaamheiä>
üw geluk-flaat reeds aan Abram heeft voorzeid,
"Dat gy zoud veilig leven
1h eene vryheid, door geen vreemde m
£ , » 7 land is u, daar gy nu weliji ad^
In i'
6 q í
i ' i :
I -.j-'n
P R I N T B L A D CCCLXXVIII. CCCLXXIX.
Di Boomen gingen eens henen om eemn Koning over hen te ^ a h e n : ende zy^iden
tot den 0 l y f boom ; m e ß gy Inning over om.
Maar de Olyßoom zeide tot hen ; ^oude t!^ myne vettigheid njerlaten, die GOT)
ende menjcben in my ^ry^en: ende xpade ik. henen gaan om te ^ e v e n over de
boomen ?
Doe Kreiden de Boomen tot den f^ygeboom: l\omtgy, meß Koning over om.
Maar de ^ygeboom z^ide tot hen; Zoude i^myne Koetigheid ende myne goedevracht
vertaten í ende xoude ik henen gaan om te x^even over de boomen ?
Voe meiden de Boomen tot den Wynfiok^: Komtgy, meß Koning over ons.
Maar de Wynßok^Keide tot hen: Zoude ikmynemojl vertaten, die GOD ende menfchen
VYolykjnaatit ? ende x^nde ik. henen gaan om te zweven over de boome».
Doe Keiden atte de Boomen tot den Doornenhofch: Komtgy, meß Koning over ons.
Ende de Doornenhofch zeide tot de Boomen ; Indien gy my in der waarheid tot eenen
Koning over n z a t f t j zoo komty vertrouwd a onder myne fchadum : maarindien
niet, ZOO ga vyer uit den Doornenhofch ^ ende 'verteere de cederen Libanons,
R e c h t . IX.versS.—i j.
Hoe fchoon de glans blinkt van den koninklyken fiaat,
Met welk een heer'lykheid die ßeeds verzelßhapt gaat,
Nog -jjeigerd het ge'ßagt der Bómen^ de een na d'afider.
Dien zo bcgeerden naam: Hier is geen medeftander,
'Die de opperheerßhafp voor de anderen hege er d ,
Neen, ieder zoekt zyn ruß, en is genoeg geeerd.
V Y G b l R O O M begecrd geen Honings naam te drdgen:
*De W Y N S T O K wil zyn Moft niet om dat fchynfchoon wagen:
In 't end\ de D O O R N E B Ó S neemt dézen Eer-naamaan^
Maar rnet bedreigingen van hen te doen ver gaan,
Zo ze in zyn f^aduwe niet veilig ztg vertrorm-en.
T>it leerd ons regt den ftaat der Koningen beßbou-wettt
JVier opperheerßhappy doorgaans is onbepaald,
En die den een" met gunfl, den aar met firaf betaald.
DIi Zamenfpraak der Boomen, in de Ver- Markt, en twiftredenen té zamen over de
vveerrede van Jotham, isvol oordeel en Hcerfchappy , uyt de Vruchtdragende de
vol Pic cn merg. De Boomen ilaan alsopde aldervoorn-cflelykitemeteenellruykofBoom,
Ü o o o o o dewel