N A T ü Ü R K U N D E.
Myn GOD ! hoe -wonderùaar zorgà gv vffor JacoHs zaad,
Schoon het baldadiglyk uw goeäheid fchynt te tergev !
Een heir Spr 'tngkhancn valt Ter neér hy béle bergen,
PFyl V fcfiyttt dai V Mauna word ùy Ifracl verßnaad.
Ver blinde menßen, ach! zo gy rixv God verlaat,
Paar by u voed en fpyfdt hy zal ter jiraf u vergen,
Vlugt, vlugt Aardwurmen ; nmar njaar ziilt gy n ve> b
Een bitt're wroeging volgt u tuaar gy gaat oj ßaat.
Gy eet nadvw, of de ßraf is n met cen befch'oren ;
My dunkt ik kan « in uw bitt're klagbten hören,
Daar u de doodfmart trejt met V vtees in uwen moni.
G O D S feile gramfchap is tnet regt op n ovtftóken,
Gy hebt de eerbiedigbeid aan zyn gezag verbróken\
Ceboorzaam de Opfemagt zo zyt gy weér gezonà.
487
' p x E z e isdetvveedetafel, het z y van/T^'ä/C'-
1 / kelen of 6'pritikhanen t welk GOD voor
zyn wederfpannig Volk in de Arabifchc
Woelleny loebereid: eene raaaltyd niet van
eencn dag, als boven Exod. Xl^I. 13. De a!-
dermildadiglle Gever heeft zyne beloften gell
ou den. Nnm: XI. 19. Gy en zult nieteetien
dagh, nochte twee dageneeten y nochtevyfdageut
nochte tien dagen y nochte twintigdagen.
vs. 10. Tot eene gehele mannt toe^ tot dat het
tot iiwen neuze uytga, ende u tot eene walginge
zy. Doch de fpyzen worden niet toebereid
in den gewoonen kookwinkel der Nature,
G ü D verriebt, op dat H y de almacht
van zynen armzoudevertonen, wondcrwcrken.
Mozes befpeurd inderdaad niet, waar
van daan hy een z o talryk Leger zoude voed
e n ; van waar zoude ik, dus klaagd hy vers
13, het vlee/ch hebben, om allen dezen volke
legevenf want zyweenentegenmy^ zegq^ende,
Geeft ons vleefih, dat wy ecten? Ja hy
baril uyt in woorden vol, niet van Gelove,
maar van ongelovigheid, gcheel vergeecfn
hebbende zo vele wonderdaden * devvelke
hy tot dus verre heeft gezien vs. 2 r. Ses hondert
duyfent te voete isdit volk, in wiens ¡nidden
ik ben: en gy bebt gezeid, ik zal hat
vleefch geven, en zy zullen een gehele maant
eeten. vs. 22. zullen dan voorhenfchapenende
runderengeßacht worden, dat voor hengen&
eg zy ? zullen alle de vißcheu der zee voor
ben verzamelt worden, dat voor ben verzamelt
worden, dat voor bengenoeg sy? Doch
aanrtonds is en Mozes, en hci Volkontwaar
geworden, dat de handt des HEEREN, niet
was verkort geword'^n, vs. 23. (zoude dan
des HEEREN handtverkort zyn?) dehand
des Ht'.liRb'.N dat is, de almachtige arm.
Aldus by jezaias kap. L . 2. Jsmyne handt dus
gant/ch kort geworden, dat zy met verlo[fen
en kan.? of en is ''er in my geen kracht om uyt
te redden? En LIX. 1. Ziet de handt des
HEEREN en is niet verkort % dat zy met
en zoude können verlojfen •. ende zyn oore en is
' nietßs:aar geworden, dät ity niet en zoude
können booren. Eene Spreekwyzc 00k by
den Latynen in gebruyk, weet gy niet dat de
Köningen lange banden hebben ?
O f de Selavim Kwakkels geweeft zyft of
Sprinkhanen i of. het welk aan Claas 'Rudbeek
in eene byiondere verliandelingbchaagl
y k voorkomt , vltegende bißchen, zal ik nu
niet naauwkeurig ondcrzoeken. Over dat verfcliil
is op de plaats van lixodus gehandeld,
Het gevcelen van i.udolf, het welk voor de
Sprinkhanen is, is her alderwaarfchynlyklle.
Het tegenwoordig Gefchiedenis-verhaal levert
onsineerderebewysredenop, alswy wel
bovcn gezien hebben. L.aat onsmetorderdezelvc
befchouwcn.
Uoe voer een wint uyt van den HEERE^
ende raepte kwakkclen van der zee: endeßroydeze
by het leger, vs. 31. ten wind niet voorEgebracht
volgens den gewonen loop der Naluure,
maar van GOl ^ den StichterderNatuure
herwaarts gefchikt. Ily äreefden Ooßenwint
voort in den hemeL ende Voerde den
Znydenwint aan door zyne ßerkte. Ende regende
op ben vleejch als ßof, ende gevkugdi
gevögelte als Zand d:r zee. T f . LXX^III.
26. 27. L'n uyt welken oord deze U int gewaeic
hebbe, is z o klaar niet. De gevoelens
der Uycleggcrcn vnrfchillcn. l-'n nochtans
loünd de Heilige Schryver die aan: van der
zee. Doch dir is het eeniglle niet. /\an Le
Clercq in zyne Verklai ing over ctczc plnats
behaagd den IFeftewmd, die uyt de Middelandfchc
Zee zoude hebhen gcwaaid, alhcewel
hy de Arabilche Golf, of de Rode Zee
niet u'yüluyt. Deze houd hy daar voor, op
dat hy plaats make voor dien T e x t , dewelke
Ikat by Diodorus den Siciliaan in het L . Bock
bl. yy. ^De Inwco^ders van hhinocolure u-\t
de naburige Landßreek rietenß/ydende ^ en deze
Ive van een fplytenäe, hebben lavge netten
geinaakt, en dezelve längs (Irand veleßadien
lang uytfpannende vongen Kwakkels, (wantzf
worden by gantfcbe boopen uyt zeegedreeven)
van