Il 11!
N A T U U R K U N D E. 59$ kwalyk. Het is bekend, dat de fierren, na- ner d o o r v e r í l a a n z o u d e e e n i e c
menilyk de Dwaalllerren, hunnen loop ver- | zekere invloeden van Geñerncens. de zuívolgen
in ronde kringen, oflangwerpigron- ) ke zeggen wy raet alle Stcrren-voorzeceer?
de wegíjreepen nooitbuytendeze lepen. | vaarivcl.
"Zo by aldien nillTc'h i•e n ecn í í a r r e k r a c l u k e n - i
Rechter: V. vers 31,
Die bem lief hehhen, zyn^ als wärmet
Dcze Piaars iseenc vandiegene, metdevvelk
e mcn gewoon is tcgen de Kopernikanen
ten ilryde {c komen. De Zonne word met
uytgedrukte u'oorden gezegd'j/r<?_^Ärt«, gelyk
eiders ondcrtegaan. Maar weinig achten zy
dusdanigc pylen, als zonder kracht. Dcopgang
der Zonne is niets anders , dan de wederom
verlchyning op den zelven Gezichceinder,
waar in zy te vooren gezien wierd:
gelyk deondergang, deverdwyning, ofverberging
van dat luyllcrrykGeilernreonderde
vvelier-kimme. Dit beide verriebt de Zonne
der Kopernikanen ¿0 wel alsdiederPcolome'itten
Het Aardryk van den ondergang
naar den opgang cm de aspunc gedraaidzynd
e , is het noodzakelyk dat het eenepimtdes
Aardryks na het ander, het eene Landfchap .
na het ander uyc d e duylternis des nachts voortkomt,
van de Zon verlieht word, dat isdat
d e Z o n n e , ten aanzien van heteen of het ander
Landfchap, ja van alle na den anderen , opgaat.
In vvelkenzclvenzindoorgaans melding
r de Zonne opgaat in hare kracht.
In der daad cen Gemoed door zondenalsbekorll
Word gemaakt joz. VI . 15. iSam.IX.x6.van
/jet opgaan des Dageraaäis , dat is, verfchynende.
Inderdaad niemant, zelfs van dealdergeftrengilc
vcrdedigers van het gevoele van
Ptolomens, zal tot die ongerymtheid vervallen,
dat hy zoiide geloven, ofuytdezoeven
aangehaalde Ipreekvvyze zoude voorwenden
te bevvyzen, dat de Morgenl iond een lichaam
is des morgensopilaande, des Middagsintop
zynde , des avonds ondergaande. En wat,
bid ik u , deze fpreekwyze , ten Zäune die
opgaat in bare kracht ? Is niet deze Bron van
Licht en Wärmte onuytgeputaltyd dezelve?
Ofitaat zy nu oi dan niet opin hare kracht?
Is niet de opgaande Zonne krachtigerdandie
in top rtaat ? l£en iegelyk ziet gemakkelyk,
dat Debora fpreekt in haar Loflied met het
gemenevolk, jameide-aanhangerszelven van
Kopernikus, by vvien deZonookopisennedergaande,
ja Zonnezwyminglydende , daar
het nochtans.allerzekerilis, dat als dan de Zonne
niet 1yd , maar dat de Aarde verduyllert
Word. Alhier gaat de Zonne of in hare kracht,
ak wannecr de omleggende Damp, van verfchcidene
dikke uytwaasfcmingen bevryd,
zonder eenig hindcr beiet de Itralen van de
'/.onne overzend. Ün de tocpaifing van deze
uytlegging is zecr wcl voegende, waar door
Debora de Zonne opgaan in hare kracht vergelykt
by de zodanigen, dicGO^iiejhebbeu.
, door de opkorncnde nevelcn vanvcr-
(cheiden driftenbezwalkt, bemindHemniet.
Hier dringen niet door deilraalenderLiefde
en Goddelyke Genadc , gelyk een fein Gemoed
dezelve toc ende doorlaat, dat van de
zondige viiyligheden is uytgegill, eeniglyk
letcende op GOOS wi!le , welker Verftand
verlicht is, dewilleheilig. Daneerllnam'.ntlyk
kennen w y G O D , cnwybeminnenhem,
wannecr door de werkende kracht van die
Zonne der Gercchiigheid de nevelen worden
verdreeven, dewelke onsmetgehelebenden
omringcn. Maardaarenboven moetdefpreekwyze
in den Text voorkomendeaangemerkt
worden. Ketzeth Hajfchemeth, verklaard
Arlas, volgens her uytgaan der Zonne , van
Jatza, zy isuyrgegaanytevoorfchyngekomen,
henengegaany morigegaan, endeLXX.iir<?i
hoi agapoontes auton hoos cxodosheyliouen dunamei
auton. Welk uytgaan van de Zonn
e , welke uytrocht , welke uytgang, naar de
Letter niets anders is , dan de overheerlyke
Verlichcing zo vandePlanetifche Draalkolk ,
als van de Aarde: deiiyigangvanhet Zonneiicht
en Wärmt e uyt het middelpunt van de
Draaikolk tot den omtrek : welkers fterkte,
kracht beüaat uyt de werking van de Zonne
opallede Dwaalftarrcn, dewelkezonder deze
uytganggeduuriglykindealderdikfteduyfterniilen
zoudeningedompeltzyn,cndoorllrenge
koude zouden Üyf worden, beroofd van alle
levendige fchepzelen, cen uytgang van 't Vuur
van Jiet Middelpunt tot de Rondomtrek van
denZonnen-Hemel.indien afiland,dewelke de
aldcrervarenile Starrekundigen niet voorwenden
te meeten. En deze uytgang is niet zo
zeer eene persfing van de hemelfche bolletjes,
welke •£)<?/CrtiYi-Jverzonnenheeft, maar
eene dadelyke uytvloeijing van de vuurige
Itoffe, ja ecn voortÜootend geweld met de
zwaartte overeenkomende. Welk door eene
vermakelyke Procfneming vertoond heeft
Homberg Hiß. -vande Koninklyke Maatfchapp.
1708. bl 21. dewelke, door middel van een
Brandglas van cen voet in de middellyn, de
vergaderde Zonneftralen heeft doenvallenop
de wyzer van een gaand Uurwerk. en daar
door den loop verhaaft. In denGeeftelyken
zin, zo is de Zonne zelf, de fonteine van
Lichi en Wärmte, KRISTÜS zelf de Zonne
der Gercchtighcid , de gelovigen , aan
wel-
••11:,
¡•im;