•I Ííí
I:'-! ; -,
••ií [ .
N A T U U R
zinnige EielachtigeRedenkunft! Hyhadgezien
eenen Os lang herkaautvende, hy geloofd
dat hy altyd op níeuw eet, hy zucht, befchreid
zyn noodlot, hy eeti medgezel van zwaren
arbeid, maar deelgenoot van weiiiig mondkoll.
Het is nieér van eene Natuurkundige,
en by gevolg vanonzeaanmerking, het welk
Aben Ezra wil, dat de Olle en de Kzel,
Beeilen van eene ongelyke fterkte, niet moeten
onder een jok zyn. Hier roe beboorcn
de woorden van Euclion in de Auíular. van
T laut US hot I. Bedryf. 2. Vertoon:
*Dat komt my indenzin Megadorus ^ dat
gyeenrykmanzyt y
Muytziek^ en insgelyks dat ik van alie
menfiben de alderarmße ben,
tíy aldicn ik nti myne dochter aan u zoit
deuyttroHwe», zo komt my in den zin ^
*Dat gy de Os zyt, en dat ik het Ezeltje
ben, als tk met u zal verbanden zyn,
Ais ik den laß nietgelyk zoude kunnen dragen,
zoude ik Ezel in den Slyk leggen :
Gy Os zoud tny niet meér aanzicn, ais
ofik nooit uw SchoonZQon wäregeweeji ^
En ik zoude uonbillykgebruykeHi enm)-
ne rang zoude my belaccben.
Aan isjcerkanten zoude ikgenen vaßenßal
T>e Ezels zoudenmyhertnekkigfiheuren,
de Offen met Hoornen aanvallen.
Vit is een groot gevaar, dat ik van de
Ezels tot de Oßen zoude overgaan.
Welke dingen insgelyks in de Antholog: 1.
K U N D E. j'47
Boek :?3.k5ip-.vanden EzeieiihetPaard !
iVaarom als de ryke akker de geelverwU
IFórd de trage Ezel by het ßitivoetig
En dewelke T^aulinuszcp. tot Anfonius.,
Gy klaagd, dat ik afgefcbud hebbe het jok,
'xaar mede ik met u
In geUerde oeffehingen gepaard zi-as. Ik
verzekereuy datik
Het zelve niet eens hebbe gedr^en. JVant
die gelt k zyn onäergaan dejAken,
Niemand koppeltßerker by zwakken, 00k
zyn de toomen niet eenparig,
IVanneet de mnat ongeljk is voor de aan»
Byaldiengyeen Kalfby eenen Stier voegd^
ofeen Paard by eenen IVoudezil.
Ook vorderen dit de Wetten der ßeweeging,
dat onder denzelven lail of gewicht
Beeilen van dezelve llerkte geileid worden:
Hierom brengc Homerus Odyjp. «•". offen bebekwaam
om denzelven lall onder ccn jok te
dragen,datis, vulgcnsdenzinvanden Woordenlyken
Uycbreider gelykeljk dragende en
trekkende. En Talladius in het IV. Hoek.
'Dat moet voor alle dingen bezorgd 'forden t
dat 'er verkreegen (_ offen ) worden gelyke in
krachten om te trekken, op dat de ßerkte van
den machtiger aan den anderen de dood niet veroorzake.
üoe kwalyk komen de ongelyke jonge Oße»
aan de floegi Ovidius.
P R I N T B L A D E N CCCL. CCCLI.
Wmneer een man eene vrouive gemmen hebhin, ende tot batir ingegaitn \-¡ndí aU.
dan litar x.al baten.
Ende haar oorzak?n nan naffraie Kal of leggen , ende eenenkvadennaam overhaaf
uytbrengen, ende ^geen; Dcz? •uromne heb i{genomen, ende hen tot baargena.
den, maar en hebbe den maagdom aan haar nietge'vonden.
Dan aullen de leader nan de^e Jonge dochter ende haar moeder nemm ende tot de oud-
Jlm der (iad aan de poorte uytbrengen den maagdom deezerjonge dochter.
Ende de leader -van de jonge dochter sal tot de Oadjlen ^eggen ; Ick hebbe mjní
dochter aan deKcn Mangegetien tot eene momne, maar hy heeftKfgehaat.
Ende^et, hy heeft oorz^aken-van offfrakegegeven, Kfggende i H^^en hebbe den maagdom
aan mte dochter niet gevonden, dit nu t¡ de maagdom myner dochter: ende
Xy gallen het kleed voor het aaniexjcht lian de oadflen der ¡iad uytbreyden,
T>au rallen de Oadflen der ^eher ftaddien man nemen, ende kajiyden hem.
Ende ^y K"llen hem eene boete opleggen van hondert xiherlingen , ende geuenfe am
den l/ader -van de jonge dochter; om dat hy eenenquadennaambeeftaytgebracht
over eene jonge dochter van ¡fraeí : voorts ^ake hem ter vrouweKyn, hy^akeniet
morengaan laten, alie zyne dagen.
Maa^-indten dit z^he woord waarachtig is, dat de maagdom aan de ¡onge dochter
niet gevonden en is.
Zoo gallen zy deze jonge dochter «ytbrengentot dedeiirevanbaan vaders hayr, ende
de Iteden harer ¡iad zulten^e met (ieenen fteenigen dat o flerve, om dat o' ene
dwaasheid in Ifraá gedaan gedaan heeft, hoereerende in haars vaders hay!: Zoo
í^ltgyhetbooKeuythetmiddenvanwmgdoen. Deut . XXI I . VCK: 13-11.
Il
r
•ir