i í r '
5 4 4 . G E E S
waar d e L X X , vooxOhofh, engaßrimuthous
uyt den bayk-fpreekers hebben.
JiAdmii is in onze overzetting Mßgn% cen
7ekenbeduydef, byandereeeii l^ourwceUr, een
die zieh opkenni sberoemd van Jarang^weeien ,
die derhalven verwaandclyk voorgeefttoekomende
zaken te vooren te wcecen) ende 0 0 k
t e voorzeggen.
*Dorefch el hatnffiethm, die de doodt-n -vraagd
is niet zo zeerdiegene , dieopxynwenkden
Genius vaardig heefr, endoordezenafgezant
van de dooden toekomende zaken afvraagd,
dan vvel die gene, die de dooden zelve aanf
p r e e k t , zullendehengeheimenijrenatvragen.
Aan beide die fchendaad was die tndorfche
fchuldig.
Het is b ekend , dat de waardigheid cm
door de Vogelen waar te ¿eggen by den Romeinen
een gedeeke is g cwe e i l van het Opper
Prieilerlchap. Hier van daanishet , dat
o p d e G edenkpennmgeu , voornamentlyk der
Geflachren. ¿e l'ytcbelroede, ofdevoorzegi
l ok zo dikwyls voorkorat. Ten voorbeeldcn
dienen
T £ L Y K E
De Fig. A. P r intbl .34^ FeneGedenkpen.
ningvan het Emiiiaanfcb Geflach't, op welker
voorlle zydehetgcIauwrierdeHoofdvan
"Julius Cdfar en gedekt met de Wichelroed
e voor het Hoofd. CAESAR P. M . DIC.
T E R . op de agrerlte zyde het naakte Hoof d
v a n Lepidus.
De Fig. B. 34^. Fene andere van het zelfd
e Geflagt, op welker eenen kant het bloore
Hoofd van Lepdus, op den verkeerden kant
IVI. LFPIDUS PONT MAX. III. VIR. R.
P. C. m e t de Opper-Prietterlyke Tekenen,
d e Wichel-roede, met een ßekken, aarde
VVynkan en Mes.
D e Kig. C . Van het Mtnuciaanfchy
alwaar op de voorlle zyde het gehelmde Hoofd
van Kome. ROMA, op de agterrte zyde C .
AUG. tene geftreepte kolom, boven welke
een Beeldeke tuflchen twee gedaantensftaand
e , van dewelke aan de rechterzyde zynde
d e h o c d d e r Vryheid, de tweede de Wichelroede
vatthoud, aan weêrzyden eene Koorn-
P R I N T B L A D C C C X L V I I ,
Wanmer ¿y een ntemv huys ^ult houwen, ^ult gy op mv dacJ^ eene leene male :
op dat gy gene bloedfchult op tfiven huy^e en legget, wameerjmand fallende j äaar
•van afviele. Deut. XXII. vers 8.
2)öi»r V Coddelyk bevel -j^ord iedcr HUIS voorz.ien,
Met eene L É U N I N G E rontom het D A K te máken^
Op dat geen ongeval de wand'laars zou getiakeii,
Of eenig ongelnk by dag, of nagt gefchiên :
Dus blinkt G O D S goedhied om de meiiffen te hc^-drcn,
Eu hen te boeden voor een d'odclyken val,
Op dat geen bhedfcbuld op het buts ooit leggen zal,
Maar dat het met zpi beer bevryd blyß voor gevdren.
zelve verßookcn bad ander de vlasßoppelen,
die van baar op bet dach befcbikt waren.
2. Sam. XI. 2. Dnnr DavidgczQgt word op het
dack van des Konuiii^s huys te hebben gevsan.
deld, en van het fiack eene vrouzve haar '^^as
ivaßcbende te hebben gezien. Matth. X 27.
Het gene gy boo>t in de oo' e, predib dat op .
de daken. Üiisdiinige platte dakcn doomata,
Zonneplant zen ^ /ü-tkamers genaamt licbbcn
d e onze overtroffcn. 7.y brachten nietallecn
d e uurcn door met wandcien, manr gantfclie
' nachten met ilapcn : de trciirigc klommen op
I de daken, gclyk de Kerk Jcz XXII. i. Insg
e l y k s J e rm; X L \ III. 3 8 . op alle daken Moabs,
ende op bare fìraten is over al misbaar : '-juant
ik beb Moab verbroken als een vat daarmen
geenen laß aan enbeeft, Jpreekt deHEERE.
Had iemant, dathymetiemant anders mocil
f p r e c k e n , zo was het Dack de plaatsdcrByeen
Hîer verdiend aangemerkt te w o r d e n , ten
voordcele van de burgei lyke Btmwkiind
e , dat de daken der Joden, gclyknochhcdendaags
van vele Oollcrfche Volkeren zyn,
niet geweeil zyn gevclswyze in topgemaakt,
maar plat, zo dat zy boven op dezelve konden
wandelen, dat het derhalven nodig gewceft
is, rontom deze Dakcn te metzeien
eene rtcene borllwceringe , of ten minÜcn
met een latwerk van Hout ofYzer te verltcrken.
ZoortgeWke^fl/ii^y noemd de T e x t
Maakeb , d e L X X . Stephane)n , cene Top.,
d e Gemene Latynfche de tnnur vanbetDak^
onze Latynfche Lorica, de Borß-barnas, onz
e moedertaal eine Lahne umdasDacb, eene
leene op het dack. Dus kan gemakkelyk verftaan
worden de plaats van Joz. II. 6. alwaar
Rabab, gezcgt word, datzy de Verfpieders
op het dack had doen klimmen y en dai ¡zy de-
TAB.cccxrvn.
JD-EX-T cnp. XXII. V, 8.
Tccta Loricii p laua defeiisn. Htrf "-^vielutÈit Víritntíij-t'.
i . G.fítr