Iii g e e s t e l y k e
Hier komt voor in hec meervoud
Icendm, in hct Vrouwelyk Gelkgty^i^-
mlah, ielyk ook Job X X X I X . Pf. CIV.
18. Spreuk. V. 19. Een Beert, het welk anderen
een lint, znäcrsncenBinde, anderen
een Das, andere eene Geile of een klein -wild
Geil je, anderen cene --^ilde Getie, anderen een
Steeu-bok, anderen een Bok, anderen een iii/-
de Bok vertalen. Ünze Zurigers hebben in
de Utynfche üverzettiug R^picapra, in de
Moederlandfche J^ex, ccn Steenbok. Bochart
ilryd voor een witde Gelte, hieroz. I. Deel
III. ßoek, 13. kap. door volgendebcwysredenen,
dewelke ik in een korc begripial by
een trekken. i. J^griehm zyn rots-bewoonders,
de booge bergen zyn -voor de Steenbokken
Pf. CIV. i8. de hoogten der Sicenrotzen, in onzen
Text . Job X X X I X . 3 Steet'gmen. Hei
welk ook de Arabi icheSchryversvande /llorvia
getuygen. Hier van daan Jagml, van
gnaUh, opklmmcn. Ilidorus. Ibicesevenals Avices,
daarotn orn dai zy als de l^ogeUn de ßeile en
hoge piaatzen how^den, en op de hoogteus'woonen,
zodatzyva» de hoogte naauvi-elyks voor
des mnfchen gezicht bloot flaan. Welk voorrecht
ook cm de hoogfte ileenklippen op te
klauteren ook op de Iteengeiten part. 2. De
Arabiers fchryven onzen Jagnal een grootte
der Hoornen toe, boomen van het hoofd af
tot aan de billen uytgeftrekt: doorwelkkenteken
hy van de Steengeiten klaarlyk verfchild.
S.Ezech. XXVI I . 1 w o r d e n de Hoornen 'Jegnelm
onder de koftbare Koopmanfchappen geteld.
By/^/^««jXIV.Boek, iS.kap.nemen
zy de beur c waar van hadroon kulikoon zcer groote
beeken. Dat in Kreta boogen van dezelve
gemaiikt worden getuygd Bellomus. 4. Van
de Heile fprong of val der Steenbokken op de
hoornen, hebben de Schryvers verfcheiden
zaken. Op deze draaijtn zy zieh als door een
Oorlogsgevaarieorngezivaekopde rotsßee>ier},voornarneniyk
va» den eenen berg op de» anderen zoekende
te Jpringen, e» 'wmom geßuyt fprwgen zy
fuelder laaar V hen laß. 'Tlui. f. Van de Alorvia
fchryven de Arabiers dat die gemakkelykgeblind
Word , en by Scaliger , dat daarom de
^•ilde Geyie, in koude piaatzen zieh ophoud.
6. Van de Mor-via Damir, dat'er tweegaten in
de Hoornen zyn, waar door hy adem haald,
dewelke verrtopt zynde hy aanftonds fterft.
Het welk Üppiamis in zyn II. Boek ook zegt
van den wilden Bok.
Dat zo by aldien iemant de Hooren van den iEgagrus,
'yL'ilde Bok, mtt wafch heeft omgooten,
zoiide hem de wf^f« des levens toeßuyten,
en de doortochten van < "
Alwaar aig/igros o f aigaßros dezelve fchynt mec
de wilde Geite. 7. Van de Alorvia Damtr,
en van den aigagroo, wilde Geyte, fchryf t Oppian
«i dat zy zeer liefdragende is tegen harejong
gen
e n , dat zo by aldien de Jagers een van deze
vangen, dezelve volgd, en laat melkz
'an het zelfde Dier fchryven zy beiden,
die aangehaald zyn, dat zy zodanige vroomheid
hebben tegen de ouders, dat zy diemet
voorgekaauwde fpyze voeden.
P R I N T B L A D C C C X C V I I I .
Na Wien is de Koningvan IJraeluitgegaani Wienjaagdgyna^ na eene dooden band!
na eeneeenige "vloo ? i. Sam: X X I V . vei's i j .
'Daar S AUL he'vig dorß naar D A V I D S beiden Uoed^
Om, waar hy hem ontmoet-,
te oß'rcn aan ¡c.yn häuf y en rKdp.ulQz.e zinnm,
Kan D A V I D hem ver'Witmen ,
En z.ig met S A U L S dood van allen laß ontßaan,
Maar neen! z)ne ed'le deugd word door geen hloed voldaan.
By fpaard ¿en Konhig, dien hy zyne ßraf kon géven,
Alßäpende^ het leven,
En Jnyd alleen een ßif van zynen mantel af,
lot blyk dat hy hem gaf
Genade en vryheid, en hem geenzints zogt te döden,
Maar dat hy tot zyn ruß alleen was 't ho/ onthlódtn.
De Kon'ing ßaat verzet, op V geen hy voor hem ziet;
Hy twyffeld nn, dan niet}
Je meér als D A V I D zegt: Hoe kunt gy zo verbolgcn
Een D O D E N HOND vervolgen!
Een VLOÜ! Maar ditgefprek maakt hen nogme'erverwoedy
En zyne wraakluß doelA niet anders dan op bUed.
Maar
TAH cccxcvrn
I . SAJki. Cap X3CIV.
Da-vid pitlex e V - x x i v i M