:';!;: lit
li Ili ••
1:: H
miiiiii
•'"! I
l'i
Hiirl,;
- i l : •
illivil- ,
.LÌìI.ii.II-I,'
i i ì 1 i l l l i j ' i l : |
rifili"!
•1 1 ^ .1,1
Moi wroet, en graaft met vlyt door 's aardr)ks binnen détenu
Om het te onîbléten nan zyn lang vergaardcn /chat.
Maar hoe ! '•jijat 's dit ! ik zie dengUns van Glas daar/pélen ?
EH heejc "judea aok dieu huit in zig bevat?
é 'Ja! dit land bezat al V geen men ooït kan '•jjenffen^,
Tût het vermaaky tot nnty en het gcbruïk der menßen.
Wie zoude hier Glas gezogt hebben ? En
waarlyk door ¿ebedekte verborgene dingen
des zands\txi\\^tyonatÌMn, de Kaldecuw-
Iche (Jytlegger het Gias zelf en de Spiegels,
om dat de meeile ÜofFe van het Glas zandzelveis,
hecwelk donr het Vergrootglasgezien
word onder de gedaante van veelverwige en
doorlichtende keifteentjes. Met het blooce
Oog zoud gy zien een lloQe zands, met het
gewapende een Diamant, Kobyn, cen ander
Geileentc onder de dierbare: zo ook onder
het Vergroot-glas van inve inbeelding de eidele
Eere der Wereld , dat xveggenomen
z\nde een itofje, bros Glas. By dit zandig
Keilleenrje word AlTche gevoegd , op dat
door middel v.in de zouten hetzandvloeibaar
gemaakt worde. Maar iaat onszien, opwat
grond de Schatten van Zand, of van Glas,
daar Jonathan vanfpreekt, rutlen, DitN'ersje,
waar van wy nu Ipreeken, bcdoeld de
zegening aan Zàbulon gegeven. Op deeindpalen
van dezen Stam Is gelegen de'Mond van
de Rivier Belus, welke tot het maken van
glas het aldervoortreifelykrtezandopleverde,
en alcemets alleen. Hoor Strabo XVI. Boek,
bl. 521. Tujfchen Acen en Tyrus is een ßrand
zanà tot glas dragende zy zeggen wely dat
het daar niet tzord gejmolten, rnaar te Sidon.
Tlmius het V. Roek, 19. Kap *De j
Tagida of Beins mengende op de kleine ßrand
zandcn, vruchtbaar van Glas, lacitus Hiß.
het V. Boek. En de Beck Belus vliet in 'de
"Jood/che Zecy de zaamengeraafte zanden omirent
dcßelfs mond met zalpetergemengd '^-Orden
tot glas gekookt. 'Dat flrand is matiglyk
groot, Maar voordiehetujtdrageny omiytputtelyk.
Zoortgelyke zaken uyt Solinus heeft
de Schrvver van à^JeruzalemfiheGefchiedenis
ingelad by de Uaden G O D S door de
Franken bl: it66. Ja de Beroemde Reland'm
zyn 'Faleßitta bl. 290. giil dat minchien de
naam van het Glas huelos, bualos of van den
naam van deze Rivier Beltts is afgeleid, of
van het Hehrceuwfch Chol, Zand. Kn wat,
by aldien 70 zelfs het Glas by de Duytfchen
van het Grieks ¿«t/öjzoude worden afgeieid?
Doch deze Gelkchtrekening der Woorden
late ik voor anderen over. Voeg 'er by 'jo^
fefus van den Joodßhen Oorl'jg het II. Bock,
het 9. kap. by wien deze Rivier Beylens genaamt,
twee ftadien van Ttolemais vallende
de ronde Valley befpoelt, aan welke hy tocic\
vi'j^hualineynpfammon0ixià. veelglasvoortbrengende
, waar mede gantfche Schcepen
bevracht worden. Zie ineerder over Job
XXVIII. 17.
T^r en Köper onder uwe f ;hoe %yn . Deut: XXXIIi.versi;.
Het land i dat overvloetd van aller bande zaken,
Kweek-t YZKR in zyn ßhoot-, en duißer in^e-ji-and;
Ook KÖPER , V geen in glans fihynt als het Cond te blaken.
Men floegt, en zweet, en heigt, om alles in zyn ßand
7e brengen, en den /chat der onderaardfe holen
Te voeren in het ligt. IVat menßehk ver ßand
Moet hier in d'overvloed der /chatten niet verdolen,
Daar alle vrugtbaarheid te zànten paard m 't land,
V Gi-en V nitverkóre Volk is door G O D S gnnßgegévcHt
(jp dat het daar, onthe/t van alle ßdverny,
In volle zekerheid zou naar zyn wetten leven^
l'yant i/ra 'él kcnt hier geen fnóde d'join^landy,
Maar V leeft vernoegd, door rampy nog ongeval befìréden i
't Geniet de ßille ruß, daar de Opfer-Majeßeit
Met vleugelen van heil, en van genegenhedm
Het in den overvloed van Kanaiin geleid.
Het
TA-R (X'CT.XIV
Dkxtt Cap.xxxin
A.ser 3te^alli lofsor ,
l ï Î .
Irlich Cm-.xxxin 25.
i^Tcr i-ut
l.G.r„uz J.uJ^.y-
\