it ' i-;
ILI li
1
N A T U U R
CriekCche Penningen, Figuur XXXV'I. 8.19-
W c l k e Gedcnkpcnning d.s te mei r hier eoe
bchoord, om dat dezelve uyt het iweedcrley
K U N D F. 523
R y k der ondcmrdfche Sohulpdiercncn V'iffchen
het zy beeiden liet zy Afgoden ontleendt
is.
P R I N T B L A D E N CCCXXVIL CCCXXVIIL
Drfí Jr^ ook^tíwen oogen niet op en bcjfet mar den Hemel, ende aanziet de Zonne^
ende de Mam, ende de Sierren. des Hemels gantfche beyr ; ende wordet aanqedree'ven
, dat u mor die huyget , ende haar dienet: äewelke de BEERE
twe GODT alleen volcke Ofjder den gantfvhen Hemel heeft uytgedeyit. Deut.
I V . vers 19.
Let wf/ à J/Tcohs z.and wat « hier word
En hoor den G O D der Coden;
Me: u van d'/ifgodsdienfl, die de ed'le ziel befmet\
Volg de eetis geßaafde wet
Van de Oppermagt geßeid, zo znlt gy veilig leven,
Hern eer en glorie géven.
Ge en be e Id Z O N gew)d, gern beeld der ztlvVe M A A N
Kan íiw gebed verßaan ;
Tie hége Godheià kan allénig u verhören
In zyne hemelkoren :
Qeen ßom en roer'loos beeide gevormd nit hont ofßeen.
Het boord u niet: 6 neen!
Hoe lang gy bid, of ßneekt, en offerd 0} de altaren,
Het kan n niet be-waren^
Ja gy ontfieekt hier door G O D S feile grimmigheid,
Zo vaak te laat beßhreid:
Laat dan den Beeldendienß u hart en 00g misha'gen,
Om aan den wären G O D tiw godsdienß 0£ te drägeit.
De Menfch, by aldien wy hem tot in den
grond befchouwcn, is voorwaar weihet
aldercedeirte Schepzel, maar 00k het a!derelendiglle:
voor zyn verlland vertegenwoordigenzichdeheldere
Denkbceldenvnn GOD,
eenoneindigvolmaakt Weezen, on/.ichtbaar,
onbegrypelyk, onverdeclbaar cchicr die
Denkbeeldcn, welke de gcvoclykevoorwerpente
binnen hrcngen, of lievcr vcrwekken,
plaatsr liy op het hoogile Geüoclte. En het
verdiend aangemerkt re worden dat voornamentlyk
die , zo wel OoÜevlche als wellerfche
Volkeren , al van de alderoudilc lyden
af hei meelt tot deZonneenStcrrcdienitzyn
overgcgeeven gcweelt, dewclke of de Vcrzengde
LuchtÜreck bcwoonden, of tot dezelve
naderden, t'n deze Afgodendolheid
heeft dcrmacen diepe worcelen gefchooten,
dat dezelve tot noch toe niet iiytrooid is.
Zy hebbm de heerlykheid des onvoeieiifdyken
GOnS Vif ändert in de gel)ctemße terns baläis
van cen verderf:yk mcnjcbe , ende uan -vii rvoetigiy
ende krmpende (gCiWcvtcn.) De vcrdorvendheid
van de Mcnfchelyke isauiur moet
grooc , ja zccr groot zyn nadcmaal zy van
dnldanige ongerymde Vergoodingen heeft
mocccn worden te rüg gcrocpcn, en door de
alderltrengllcGeboden, dat VoikvanÜÜL),
hec welk met zyne oogen in ¿¿¿j^r?, eninde
woeileny zoo vele worderwcrk heeft gezien,
gene Tekenen alleen , maar ontwyffelbare
Bewysdoraraen van de goddelyke Machc :
ende van het Weezen vanden Aldcrhoogllen
en den alderbcflen G O D , cndefzelfsEigenfchappen
door onmiddelyke Openbaringen,
en door de Afgezantenvandiezelfdeopperilc
Godhcid len aldervolibgcnlte in oiiderrichc
g c w e e l l : zo dat het ten eencmaal te verwonderen
is , op wat voor cene wyze en deze ,
en dit cigen GODS verkreegen V olk , de
waarheid^GODS veratiacn hait inde kugen,
eude b(t Scbepzel gseert ende gedmd hében boveri
den Scheppa-.
DestemcòrwasditGebod tegen het Veel-
Godendom ecn heilzaam, en nodig middel;
om dat zo ooit eenig Volk, het aldermeelle
aan Bygelovigheidwas overgegeven, het de
li.gyptcnaarcn7.yngewecll,zo dai vandaar, als
uyc hetTroiaanfche Paart.ofde Doos van T a w
dora , byna alle Afgodery tot de Grieken,
en anderc Volkeren is ovcrgcreill, volgens
het gevoelen der aldergeleerdfle Maipcn:
en dat 'er geen twyftcl aan is, of de Ifraèliten
hebben de zadcn van deze befmettelyke
ziekte met zich uyt Egypte gebracht in de
woeilyae. Voornamentlyk hebben de hlgyptenarcn
onder andere Godcntjeseerbiediggedicnd
de Zonne ende de Manne geen onder
den