N A T U U R
•doorboord worden, zo dat in körten cydont-
•fleekingen ten hoogftcn pynelykontilaan , en
eene Kanker daar op volgd, ilremming van
hetbloed, opftopping van den omioop, de
Dood. Over welke zaak hKzAe^PVcfferiruer
¿e 'Dtiik Kcrvel (CicutaJ Liiideti Over de Fcttynen,
anderen.
Doch in de Nataur is meSr als ecne zoort
wen door hunne beeten brandende.
K U N D E.
Wat voor eene is dan deze wederfpannigen
op den hals gezonden í Aan Bochare Hieroz.
IL 'D. I I I . B. 13. kap. die in deze zaak boven
anderen gemakkelyk den prys behaalt,
behaagd een Hiderßang, of een Slang ophet
land en in het water Icvende ; want beide is
dezelve, een Hyderdang genaamt by Win
tertyd, zo lang zy in de moeratllgc wateren
fchuylt, Cherfydrus m den Zomer, en cherßo,
in het drooge, de poelen uytgedroogt
zynde, levende, en alsdan de vergiftige ziltigheden
verheft zynde, meêr fenynig. Virg.
Genri'.lII.Boek.
Na dat het moer as bnyîen gczengd h y en
het aardryk door den branà van een
f f h t .
Springt hy of het drooge, en zyne vuurige
oogen draeijeitde,
IVoed hy over de akkers, en èegeerigàoor
dorß, en verfchrikt door de bitte.
En aïs dan in Iiec byzonder de uytwerkingen
van de Cherfydrus brandende. Hoor Nkander
Theriac. vers 363.
- - - - Otiehidige ßnerten temmen
de meufchen, even als door branden veriiuoeßende,
en aanjlonds 'jiorden 'er brandende
pityßen over de leden verßrooid.
Door zoort gelyk fenyn word Herkules gezegt
te '¿yn omgebracht, aangetrokkeh hcbbende
een kleed, vergiftigd door het fenyn
van de Lerneefche O vidi us het IX. Beek
der Herfchepp. 3. Fabel.
Eene befchryving van de waterflang geeft
Leo de /Ifrikancr in het Vllf. B. hec 13. kap,
op, in dezer voegcn. Zy is eene Kortcßangy
met unen dünnen jtaari , cn rondom den hnts
tnag^r, zy onthoud zieh in de Liùyaanfche Ciw/l
ienyen : zy hetft een alderverdcrdykß vergif-, en
zy lyäen geen ander gencamiddel reifen de beeie,
dan dat gededíe van het Lidt uyt icfnyden, eér
dat het fenyn tot de over ige iedem aten doordnngt.
Ludolf verichik ni et , het welk hy van zynen
Gre^^onns heeft gekreegen in het I. Boek van
de Hiß. Eihiop. kap. 13. By onshceft meneen
Slang , een arm lang en dik, rnodvcrisig-^ rnaar
uyt den bruynen , jcbuylende ander de ßruyken of
kruyden-. zoo wanneer daar een menfchof beeßhy
htm, blaad by door een ßerkenadem zodavig een
feßachtig e» vuil ßinkend vergif uyt , dût een
5 0 3
lyier bitinen körten metßerveßt tenzflydighulpmiddel
worde bygebracht. Ken Afbeeìd/el Helle
ik voor oogen uyteenycer Üud mct deHandgefchreven
Boek van Dioßondcs, 20 als het
zelve Lambecitn opgceft Bibl. l^indob. Vi. Rock,
bl. 294. 198. Fig. A, d eLande n Waterflang.
B. De Waterflang.
De redcnen voor de IVaierßmgen, dewclk
e by Bochart worden gcleezen , zyn devolgende.
Laten vvy dezelve overweegen. Je/,.
XXX. 6. word Egypte befchreeven als een
Landgeweil:, uyt welk vocrtkomt de Baßifhis
, en de vuurige vliegende Braken , Saraph
meophek. Van zoortgclyke gevleugelde en
vliegcnde Hangen, Arabie cn LibieEgyp~
ten in vliegcnde kan men vele dingen leezen
by Cicero, Jofefusy Herodolus, Mela, Lucami^
Suhntis, t^mmianns. Daar zal elders bekwamer
gelegenheid gegeven worden om tevcrliandelen,
pfdeze Slangen inderdaad gevleugeltzyn,
en vlicgende, of alszodanige, van
wegens hunne fnelheid. ]iy aldienieraandtegenilaan
mochte de droogrc van Arabie eene
plaats alwaar de wateren zelve aan dfn Ifraeliten
ontbraken , derhalven onbckwaam cm
Waterllangen te huisvellen , die vveete, dat
zekerlyk hier en daarvuile en Hinkende poelen
hebben kunnen zyn geweeü, ondeugende
voor dendorft, alwaar Waterilangen hebben
kunnen ichuyicn , dew.elke volgcns de
getüigenis van A'icander gaaVn leven m droove
TBoeraffcHf voIgenS den Scholiailcs m'jfatetbb'
ze en droge ojgeen ••^•aier hebbende. Ja raaai- ook
Icven de Land-vvaterilangen op het drooge,
de poelen zynde uytgedroogt, byzonder by
het branden van de Hondllerre.
- - - . Wanneer de Hondßerre
iiet ti-atcr heeft u)tgedroogt y in dat de
grond -van de Toel droog is.
Welke die omlhndigheid van tyd is, in welke
Aaron gellorvcn is op deri berg Hör, op
den eeriten dag van de vyfdc inaaiid Num:
XXXIII. 38. welke invalt op den 19 Julius.
'7}en geßorveuen Aaron nu heeft het ganrfche
huys be'-JueenddertigdagEti Num: XX. 29.Daarop
is gcvolgd het gevcgt met den Koningvan
Harad, en Kap. XXI. de murmurecringe des
Volks'met de llraften der Slangen, devvclkederhalven
inviel op ket einde van Augullus.
En men kan daar en boven U)'t de reize dcr^
Ifraeliten beiluyten, dat zy overal op den weg
wateren hebben gevondcn, tc Oboth, ^jieabarijn,
by de beeke Zered, cn in dit zelve
HoüfdÜuk by de fonteine Ä -M Daarkomc
by, dat zy na de dood van Aaron begroet
hebben het LandvanfVaterbeken Deut. X. 7.
Het komt meér met de Natuurelyke Gefchiedenillb
over een, by aldien men zoude
zeggen , dat de Beulen der wederfpannige
Ifraeliten i by aldien het Waterllangen zyn
ge