h[.|,¡¡ I • 'ü,
l í - l í '
•Iiin'
N1;
N A T U U R K U N D F.
1 '
i ! !
I
inoet het aardryk niet zonder arbeid met
weten eii banden befproeid worden. Maar
het Heillige Landword befproeid van den Hem
e l , en dit verficht GODS aldcrgoedcrtierenfte
V'^oorzienigheid, waar toe alle de vernufcigheid
der menfchenniet genoegzaam zoud
e xyn. Wie, b idi ku, zoudchet Warerop
2yne fchouderen naar hoog gelegene piaatzen
opwaarts dragen? Wie zoude weidenopbergen
gelegen bevochtigcn? lÄf. daar de belofte
van den aldcroppcrllen Weldoender !
•welkers oogen gedtmrig zw op dat Und van het
begm des Jaars, tot het eynde des Jaars. Ik
zal den regen uwes lands geven te zyner i)d,
vroegen regen, in den hcrfil, ende fpaden regen,
in de lente, op dat gy uxv koorn, ende
nwen moß, ende wvjen ölte tnftimeit. Ende ik
zal kruyt geven op awen vi Ide, voor uwe beeften,
ende gy zuit eet 'en, ende vörzadigtisiorden.
Deut.XI. 13 , i + , 1?.
B y aldien het ons lull de moestuynen der Egyptenaren
mct de oogen desverftandstebej
c h o u w e n . zo hebben wy ons z o zeer niet te
verbeeklen onze Beeten en Koolen^ en andere
zoorten van Moeskruyden in onze Hoven
voorkomende, ten -¿y wy door "Jarak verflaan
alle Moeskruyd , van allerley Land of
L a n d f c h a p , in welken zin de Uytleggers het
fchynen te nemen. By aldien gy iets byzonders
begeerd eigen aan Egypte en gemeen,
20 verkies met my Gutcbelhetl een Jood/ch
Moeskruyd van Avicenna en het Moiuchi der
Arabieren van Raitz&o/f genaamt: dit word
de fpyze der Alexandriners genaamt by Tli-
«/•»j-aXI. Boek, ii.Kap. mettoegerolde Bladeren
op de wyze vanden Moerbezienboomácx
J o d e n , om dat zy de gekookte bladerenmet
vleefch eeten, volgens de getuygenisvanden
aangehaalden Rawjvolf. Deze Plant befchryft
het alderbelt en dus de ooggetuyge Alptmis
Over áeEgyptifibe'Plantenkap.i'^. bl.<^i. De
Melochia, Guychelheyl, is een Kruyd zeer
geljkende naar Bliruskrvyd, 7iochtans hebbende
Jmalder t langer, en puntiger bladeren ,
deszelfs bloemen li^t rnodver-xig, kietnder dan
Leucorts, u)t welke kleine, zwarte -j^aden, het
Melanthnm na by körnende, in eenige kromme
borens befloten^ worden voortgcbracht.
In kragt ßhynt het ten eeuemaal de Althe gelyk
te zyn. - 'Den Egyptenaren is in de
fpyze niets gemeender noch aangenanur als het
zelve: waut zy koken bet in waterofvkefchvat,
gelyk wy gewoon zyn Beet te koken. De
Maaltyden op dewelke gerne gerechten van
Guychelheyl zyn, ivorden van beuHedcn weinig
geächt-, die /pyze is v:el by die Volkeren
de aldergemeenße , doch dewelke velen zeer
kwalyk bekomt, want zy gecft weinig voedzel,
en verwecktßymachtig za^^ C.7.V. Op
hec Voorgebouw van dit Printblad alhierter
piaatze ilclle ik deze Plante voor, doch op
den raud de merktekcnen uyt Tonrneßrt; nasn
mentlyk eeneronsvervvige b loem, uyt welker
ileel een liamperkomc, eindigende in eene
vrucht gelykende eencn roiilok , mct vyf
huysjes, aan vyf zyden van cen gapende, en
doorgaans met hockige zaden bezwangerd.
By welke kenmeiken de zeer gepreezcn
Kriiydkenner voegd de bladcri indeknoopen
der llcelen op order de een na den anderen
waiTchende. inßi/nt. bl jj^. Print 13?.
Over dezen T ext zai ik cenige dingen byvoegen,
dewelke boven vvel gepalter'¿ouden
hebben kunnen worden bygebracht, doch
echter den Lezer niet onaangenaain zullen
z y n , wegens de verfcheidenheid der Landgcwerten,
hoedanige gevveell zyn Egypte en
'Paleflina, en hoedanige tegenwoordig
derland 5n Zwiizeriand zyn. De V laktens»
NederlandQn Egspte, belhandeuytdikkeen
Zichteinderlyk e Korllen, en hebben zo hec
Water van deti Heme l g e v a l l e n niet van noden,
om dat de Wateren her zy van de rivieren,
het 7.y van de zee, zeer gemakkelyk kunnen
geleid worden van Srad tot Stad, van Dorp
tot Dorp, ja doorgaans van het eene Huys
naar het ander, zo dat 'er dieshalven geen
Stuk Lands, geen Tuynen. geene Weiden
z y n , die aan Water gebrek hebben.
Nochtans draagd het zieh met Nederlani
anders toe, als met Egyfte, ook is 'er eene
andere uytdeling der Wateren. Hier diend
de Nylllroom niet alleeh tot bevochtigingj
maar ook tot drank , en keuken-gebruyk.
T e r w y ! daar in regendeel al het Water byna
z e e w a c e r i s . ziltig, welbekwaam, nadathet
te vooren door de luchtgaacjes van het Aardr
y k doorkleinil is ter voeding van Planten,
maar niet rot fpyze, noch tot d r ank: alwaafom
de V'oorzienigheid van de OpperileGodheid
den Nederlanderen grootcr overvloed
van Regen-water fchenki, dan wel aan deE*
gyptenaars, het wel k zy naarilig inregehbak*
ken vergaderen. In de bergachtige, ongelyke
Landen , Talefiina en Zwitzerland ,
zynde vlaktensvanhetAardrykverhevenj de
effene piaatzen oponeindige minieren af hellende,
zo dat het WaternietalleenindeMey-'
ren , Rivieren en Beeken, maar ook in de
Valien grond zelVe geduurig doorluchigaatjes
henen loopt, en volgens de Wetten der Beweeging
des te fchielyker , hoe de Vlakt e me&f
hellcndeis. Hier van daan blykt denoodzakcl
y k e onvefmydelykheid van zo vele ondet ed
boven aardfche waterplaotzen, uyt dewelke
eene onmcetbare overvloed van dampen opr
y z e n : van z o vele Meyren, Kivieren, Beek
e n , Konteinen; maar ook de reden van overvloediger
Hegen, dewelke, getuyge my*
ne eigen ondervinding, en van eenige jaartyden,
valt in Zwitzerland, dan miiTchien ili
eenig ander Landfchap van Europa. Waar*
van daan het komc, dat eenige'¿omer-dfoog»
te van eenige maanden, of ook weeken aan
V v v V V ons