
in het naaste punt is. De beweging aldaar de
snelste zijnde, vervroegt de Maan dan op de
gemiddelde beweging , en het verschil is wel
6 gr., als er drie teekenen,dat is negen in het
geheel, doorgeloopen zijn; de snelheid vervolgens’
hoe langer hoe meer afnemende, verdwijnt
die vervroeging weder in het verste punt.
Dit is de eerste ongelijkheid van den loop
der Maan, door de sterrekundigen vereffening
van het middelpunt ('aequatio centri) gehee-
ten, en welke door dezen wijzer naar waarheid
gevolgd wordt.
% 96.
De tweede oorzaak is de ongelijkvormige
beweging der Aarde, die sneller is omtrent
het naaste punt, dat is , in December en Ja-
nuarij, dan omtrent het verste punt, dat is,
in Junij en Julij. In het eerste geval is de
Aarde nader bij de Zon, dan in het tweede;
hierdoor wordt de zwaartekracht der Maan op
de Aarde verminderd, des de snelheid der
Maan kleiner wordt, en de omloopstijd groo-
ter zijn moet. Hierom is het, dat die omloopstijd
in de verschillende jaargetijden ongelijk
is; de langste in December en Januarij;
de kortste in Junij en Julij. De wijzer is dan
zoodanig vervaardigd, dat hij ook in de verschillende
jaargetijden ongelijk snel beweegt.
S 97-
Men ziet dus, dat niet de gemiddelde, maar
de ware tijden van de lichtgestalten der Maan
aangewezen worden; omdat de beweging des
wijzers zoo ingerigt is, dat hij de ongelijkheden,
die uit de üitmiddelpuntigheid van de
loopbanen, zoo der Maan als der Aarde, voorespruiten,
volgt. De wijze, op welke dit geschiedt,
is ongemeen eenvoudig en vernuftig
Uitgedacht, en voldoet ten naauwkeurïgste aan
het .bedoelde einde. Het was moeijelijk, aan
de Zonwijzers eene ongelijk vormige beweging,
die van ééne oorzaak afhing, te geven (§ 85),
het is nog veel moeijelijker geweest, een te
vervaardigen, die van twee zeer verschillende,
en op verscheidene tijden zeer verschillend
werkende, oorzaken afhangt. Hoe veel vernuft
steekt er niet in dit stukje alleen!
II. Aanwijzing van de beweging der
Maan om de Aarde.
Hiertoe behooren 'vijf Maanwijzers. De twee
groote aan de zoldering (§ 5 ) , de twee
kleine op de regter pilaster, en de bovenste
op de linker pilaster (§ 8).
S 98 .
De Maan beweegt zich om de Aarde ih een
uitmiddelpuntig * en op de ecliptica neerhellend,''
langrond, volgens dezelfde wetten als de
H