
1 5© Bijvoegsels.
Dé plaat N°. 2 verbeeldt dat gedeelte van
bet werktuig, dat aan de schutting is te zien.
Zij is naar dezelfde schaal als de plaat N V 1
afgeteekend, en het hemëlsplein, met de Zon
en vaste sterren (voor zoo veel de kleinheid
der teekening toeliet), benevens de Zon- en
Maanwijzers, zijn ook volgens aanwijzing van
het originele werk geteekend, op Vrijdag den
24 Maart 1820, des morgéns om 75 nür. ' De
wijzer boven de kas aan de linkerhand, die
tot opschrift heeft: de Maan komt op, teekende
toen een - half kwartier over 12 uur;
dat dit op den middag,. en niet na middernacht
was,, blijkt uit den stand des wijzers,
op plaat N°. 1, die'de lichtgestalten der Maan
aanwijst, met deSzelfs ouderdom, zijnde toen
tusschen het eerste kwartier en de volle Maan ,
of lo j dagen na de nieuwe; düs kwam dezelve
bij dag" op.
Met wijzertje öp de pilaster aan de linkerhand,
dat de afstand der Maan van het'verste
punt aanwijst, teekende O teekens en i j l
graden.
• Het wijzertje op het middelste paneel aan
de linkerhand wees den Zons opgang iets voor
6 uur.
Het hemelsplein, waarop de schijnbare beweging
der Zon en vaste' sterren vertoond
wordt, teekende op ge mei den tijd de Zons
plaats op de ecliptica 3| graad in Jries,. in
h e t , oost-zuid-ooscen, 14 graden boven den
horizont. De voornaamste sterren, die destyds
boven den horizont waren, zijn: Capella, in N
hetnoord-noord-oosten, 12 graden hoog; Plet-
ades, noord-oost ten oosten * 3 graden hoog ;
Alamak Mirach, het hoofd van Andromeda
en den Ram, in het oost-noord-oosten; d,e
Zwaan, in het zuid-oosten, 70 graden /hoog,;
Atiar, de heldere in den Arend, in het zuiden,
46 graden hoog; Wega, of de heldere
in de Lier, in het zuid-westen, 73 graden
hoog; Herkulus en de noorder Kroon, in het
westen; Bootes, de helderste in dezelve, Are-
turus, in het westen ten noorden, ao graden
hoog; de groote Beer in het noord-westen,
en de kleine Beer in het noord-noord-westen,
enz. Deze standplaatsen van eenige vaste sterren
zijn hier aangeteekend, omdat dezelve, up
de plaat N°. 2 , wegens de kleinheid van het
hemelsplein, niet wel duidelijk konden vertoond
worden.
Het wijzertje aan( de regterhand, naast het
hemelsplein, wees den ondergang der Zon, op
gemelden 24 Maart, iets na 6 uur.
Het wijzertje op de regter pilaster, dat den
afstand der Maan van den noorder knoop aan-
wïjst, > teekende IV teekens en 11 graden,