
kening deszelven niet te letten; deze, immers,
behelst niets nieuws, en dergelijke treft men
veelvuldig aan.
Op een hemelsplein vertoont men op een
vlak, wat wij inderdaad binnen eenen hal ven
kloot zien. Dit kan niet geschieden, zonder
de gedaanten, afstanden enz. der voorwerpen
meer of min te vervormen; en deze vervorming
, welke men, in dit geval, projectie ste-
reographica noemt, geschiedt volgens wiskundige
regelen, Welke men bij vele schrijvers,
en, naar het mij voorkomt, zeer bevattelijk
bij Varenius, voorgesteld vindt (42). Maar
ik kan tevens niet voorbij aan te merken, dat
de vroedsman Eisinga* dit hemelsplein zullende
vervaardigen, zelfs van het bestaan dier
regelen niets wist, en dat hij zich echter, met
behulp van eene globe en herhaalde passingen,
zoo heeft weten te redden, dat hem de ver*
tooning der waarheid gelukt is. Wanneer men
de geschiedenis der wetenschappen nagaat, ziet
men de uitvinders dus trapswijze, en dikwerf
onwis, voortgaan. Door de herhaalde vragen,
welke ik den vroedsman Eisinga hieromtrent
gedaan heb, heb ik het vermaak genoten van
de geheele reeks der trapswijze ontwikkeling
(42) Varenius , geographic generalis, lib. JIJ, prop.
6. Dit boek is ook in het Nederduilsch vertaald.
zijner gedachten over dit stuk te leeren ken-*
nen; en ik heb meermalen dezelfde verrukking
ondervonden, als in het lezen van de geschiedenis
der sterrekunde van den heer Bailly,
in welke die vermaarde en kundige schrijver
het tafereel van des menschen verstand, in het
uitvinden der sterrèkunde, overheerlijk, en,
zoo als ik nu uit ondervinding zie, naar
waarheid, ontvouwt.
§ 79*
Maar, wat dit hemelsplein boven alle de
andere, mij bekende, doet uitmunten, is de
dubbele beweging der Zon, vooreerst, in 24
m, met den sterrenhemel, en dan nog, bovendien,
in één jaar op de ecliptica, waaruit
alle de bovengemelde verschijnselen ontstaan
(§ 68). Een dergelijk stuk is, zoo veel ik
weet, nimmer bij een planetarium gevoegd.
R oemer had wel zijn eerste planetarium zoo
ingerigt, dat de planeten zich op de eene
oppervlakte van de doos, waarin het raderwerk
besloten was, bewogen, en er een hemelsplein
op de andere geteekend was; maar
1. was het hemelsplein onbewegelijk; 2. had
het niets met de beweging der planeten gemeen
; 3. konde de cirkel, die den gezigt-
einder verbeeldde, op de as van het plein
draaijen, en in denzelfden tijd draaide dc Aarde
op het planetarium ééns om*, des een jaar