
van vele jaren plaats kunnen hebben, in eenen
zeer korten tijd aan te toonen; ten anderen,
om door dit middel den toestand, die in vorige
tijden reeds plaats gehad heeft, of in
volgende jaren plaats staat te hebben, na te
gaan.
$ Ï 2.
Het uiterlijke aanzien van het geheele stuk
is reeds zeer net, en zal zeer sierlijk zijn,
wanneer alles, volgens het bestek, geschilderd,
verguld en geteekend zal zijn, hetwelk
in dezen zomer staat te geschieden. De schikking
is ook zeer wel uitgedacht, vermits dit,
anderzins omslagtig, stuk geene plaats wegneemt,
en van alle kanten beter kan beschouwd
worden, dan indien het in eene
glazen kas, in het midden van het vertrek,
stond. Ook is het zeer aangenaam, dat men,
in de kamer zittende, de oogen maar heeft
op te heffen, om den geheelen planetenstand
en den ganschen sterrenhemel te zien.
§ 13-
Het gezegde z ij, tot eene algemeene schets,
genoeg. Doch, hoe voordeelig men ook uit
dezelve over het stuk mogt denken, zoude
men echter slechts een zeer flaauw denkbeeld
van deszelfs innerlijke fraaiheid, en van het
vernuft des makers, hebben. Het zal derhalve
noodig zijn, in eenige bijzonderheden te treden,
en sommige dingen wat naauwkeuriger
te ontvouwen.
Een opmerkend lezer heeft reeds kunnen
bespeuren, dat dit kunststuk geen enkel pla
netarium is , maar dat het uit drie onder
scheidene deelen bestaat.
i \ Het eigenlijk gezegde planetarium,
dat aan de zoldering van de kamer te zien
is 3)* . _ , . . .
2°. Het planisphaerium, of hemelsplem,
met de daartoe behoorende wijzers van den
op* en ondergang der zon (§ 6 , 7).
3°. De maanwijzers, die op de pilasters
(5 8 ), op de zijpaneelen (§ 9) en aan de
zoldering zelve (§ 5) te zien zÜn* De?e
wijzen alle de ongelijke, en in schijn ongeregelde,
bewegingen der Maan aan.
Dit zijn de drie stukken, welke wij thans
nader moeten beschouwen, en naauwkeuriger
beschrijven.