
besteedde, en in eene wezenlijke verrukking
over deszelfs fraaiheid vervoerd, was geworden,
ik echter op verre na niet alles volkomen had
ingezien; ik was door de veelvuldigheid , der
stukken, en misschien door de verwondering,
als overstelpt. Te huis gekomen zijnde, ging
ik alles na; teekende het aanmerkelijkste op;
liet mijne gedachten over dergeljjke werktuigen
gaan; las verscheidene schrijvers, om,
zoo veel mij doenlijk was, de innerlijke waardij
van het stuk, naar vereisch, te overwegen,
zelfs afzonderlijk van de omstandigheden des
makers. Dit overdenkende, bleek het mij
niet mogelijk te zijn, dat ik alles volmaakt
gezien had; want ik bevond, dat hij, die bekwaam
geweest was, om hetgene, dat ik wel
gezien had, te maken, voorzeker vernufts ge-
noeg gehad moest hebben, om verder te gaan,
en dingen te vervaardigen, welke ik dacht dat
ontbraken, omdat ik mij niet herinnerde, dezelve
gezien te hebben. Ik stelde dan eenige
gedachten en vragen o p , ten deele ook, om
mij door dezelve in staat te stellen, om in
het vervolg met meerder grond over dit stuk
te kunnen spreken. Kort daarna, namelijk
den 13 Maart, bekwam ik met eenige goede
vrienden de gelegenheid, om hetzelve nader
te beschouwen, waartoe wederom eenige uren
besteed werden; toen vernam ik inderdaad,
dat mij de eerste reize, niettegenstaande mijne
aandacht en oplettendheid, vrij wat ontglipt
was; ik bespeurde, wat i k : gemeend had te
ontbreken; ik ontdekte nieuwe fraaiheden; en
waarlijk, toen ik, eenigen tijd daarna, het stuk
voor de derdemaal bezag, bevond ik nog niet
alles opgemerkt te hebben; eri het is niét dan
door herhaalde gesprekken en beschouwingen,
dat ik'alles volkomen heb ieeren kennen. Wat
mij gebeurd is, kan anderen, die zich, door
hun beroep, niet meer dan ik op de sterre-
kunde hebben toegelegd, ook wel gebeuren;
en dit konde den roem van het kunststuk be-
nadeelén. Dit oordeelde ik noodig voor te
komen; en dit konde ik, dacht mij, gevoegelijk
doen, door den staat van het gehéele kunststuk
naauwkeurig te beschrijven. Dit was te
meer noodig, omdat er eenige dingen, eri die
wel verre de vernuftigste, gevonden worden,
van welke men het fraaije niet kan opmerken,
zónder vooraf onderrigt te zijn. Men ziet, bij
voorbeeld, de Ma-anwijzers; doch men ziet in
den eersten opslag niet, en dit is het gewig-
tigste, dat zij zich, om de ongeregelde beweging
der Maan te volgen, met eene zeer on-
gelijkvormige snelheid bewegen. Dit wordt
men eerst gewaar , of met de bewegingen van
die wijzers, als het kunststuk met de kruk
bewogen wordt, zeer aandachtig en opzette