
baarheid voer het ordelint, en de weldaad des
Konings, met dat te regt verkregen eerbewijs
verbonden. Toen vergat hij allen druk, kommer
en grievenissen, eene reeks van jaren
door hem ondergaan en doorgeworsteld. Toen
gevoelde zijn hart nog meer, dan hij in staat
was met woorden te uiten. Toen sprak de
traan yan vreugde, vergenoegen en aandoening,
krachtiger dan eenige rede, in het oog
des hoogbejaarden, godvreezenden mans; van
dien tijd af vertrouwende, het einde zijner
dagen in kalmen vrede en rust te zullen mogen
bereiken.
Intusschen beleeft de grijsaard het verblijdend
tijdstip, dat deze tweede uitgave der beschrijving
van het groote werk, dat zijn vernuft,
konst en wetenschap den nakomeling
zal doen leeren kennen en hoogschatten, in
openbaren druk verschijnt. Een tweetal platen
(N°. I en II) zijn van E isinga zelven ontworpen
en geteekend. Des mans gelgetroffen
afbeelding, en de laatste plaat. (N°. .III), die
de geheele binnenkamer, én een gezigt van
•het konststuk vertoont, gelijk het daar gevonden
wordt, zijn een geschenk van veeljarige
vriendschap, beiden het werk van Klaas Joh.
Sannes, Koopman .te Franeker. Deze was
het ook, wiens meerdere ervarenheid in het
teekenen E isinga gulhartig bijstond, in de
schets van de eerstgedachte twee platen, dooi*
hem zèlven vervaardigd te helpen verfraaijen en
afwerken.
Noodeloos is het voor mij, om bij dezen
aibeid lang te vertoeven. Wegens de platen
immers, en den bepaalden stand, waarin het
werktuig op dezelve is afgebeeld, spreekt de
grijsaard zelve in zijne waardige bijvoegselen,
achter deze uitgave der beschrijving; en mij
is het een streelend genoegen , op die verklaring
van den Maker zelven te mogen overwijzen.
*
Een en ander, men gevoelt zulks, is tot
sieraad van het boekje; deels ten genoegen
van den lezer; deels ook, en voornamelijk,
ten zijnen nutte, ter nadere toelichting van
de beschrijviug, en opdat men zich te beter
het konststuk vertegenwoordigen zoude, hier
bijgevoegd. Van juistheid en naauwkeurigheid
der afbeeldingen houd ik mij even zeer als
E isinga en Sannes overtuigd; en zulks behoeft
naauwelijks een woord; zij beiden bedoelen
geenen anderen lof met dezen hunnen
arbeid der teekenkunde.
Zelfs, gelijk ik niet dan schroomvallig dit
keurige opstel van wijlen van Swinden, door
deze mijne voorrede ter Wereld inleid, bij
deszelfs herdruk, zoo zijn ook Eisinga en
Sannes zich zelven ten volle bewust, dat al