
het hemélspleiö1 zijn de' voornaamste sterren
geteekend, en ook eene in reekenen verdeelde
ecliptica, op welke zich een Zonnetje
beweegt* Het hemelsplein doet dagelijks met
de Zon ééné omwenteling, en de Zon doorloopt
bovendien de ecliptica in één jaar.
Men ziet derhalve op ieder öogenblik des
daags de plaats der Zon in den hemel, en
des morgens én des avonds de plaats en het
uur van haren op- en ondergang* Ook wordt
men de standplaatsen, den op- en ondergang
der voornaamste sterren , die te Franeker gezien
gunnen worden, alle oogenblikken des
daags en des nachts, géwaar. Om de sterren
te gemakkelijker in den hemel, het zij door
hare regte opklimmingen ('ascensiones rectae')
het zij door hare afstanden van dé acht voornaamste
streken van het kompas, te kunnen
vinden, nadat men ze op het hemelsplein
gezocht heeft, gaan er naar den horizont, uit
het middelpunt van het hemelsplein, eenige
regte uurlijnen, en uit het toppunt eenige
kromme lijnen,, die de gemelde streken verbeelden:
zijnde alleen de meridiaan, zoo als
het behoort, regt.
§ 7 -
Op hetzelfde paneel, naast het hemelsplein,
is aan ieder kant een klein cirkelstuk; dat
aan de linkerhand wijst het uur van Zons opgang,
het andere dat van Zons ondergang
aan; behalve dat beide deze uren, op het
oogenblik, dat de Zon inderdaad op- o f ondergaat,
door de nagebootste Zon op den
horizont van het hemelsplein aangewezen
worden.
S 8.
Op de twee pilasters, die het middelste
paneel vah de twee^ anderen afscheiden , zijn
vier kleine wijzers, twee op ieder pilaster.
Dè bovenste aan de regterhand wijst den afstand
der Maan van haren klimmenden knoop
aan: de onderste den afstand der Maan van
Ar te s , of hare lengte, langs de ecliptica gerekend;
de bovenste wijzer aan de linkerhand
toont aan, hoe ver de Maan van haar verste
punt ([apogaeum) van de Aarde af is, en
de onderste dient ter aanwijzing van den aft
stand der Maan van de Zon; waaruit haar
ouderdom en hare lichtgestalten Qphasës')
kennelijk' zijn,
§ 9 -
Eindelijk is er op ieder der zijpaneelen,
boven de kassen, een wijzer; dié aan de lirt*
kerhand wijst het uur aan van den opgang,
en de andere dat van den ondergang de?
Maan.
§ 1 0 .
Zie daar eene korte schets van alles, wat