
men begunstiger van Swinden, in 1785 j als
Iloogleeraar van Franeker^ te Amsterdam ingekozen
bij het aanzienlijky, Athenaeum dier
Stad. Welken troost zijn deelnemend hart in
de bevordering van zijnen maecenas, in diens
.geluk, vereering, en intrede öp eene ruimere,
nuttiger, en aan den grooxen man meer roem
voorspellende * loopbaan mogt zoeken, en ter
opbeuring aangrijpen; het gemis van zulken
raadgever en voorstander was voor de Stad en
Hoogeschool zeer groot, voor E isinga onherstelbaar.
Bitter, onvergete.lijk viel dezen het
afscheid, na de ras vervlogene weinige jaren,
die het hem had mogen gebeuren met van
Swinden bekend te worden.
■ Naauwelijks een jaar later,. i n '1787, vertoonde
zich, en elders en in Vriesland, die
schrikkelijke onweêrswolk, die uit de aanwezige
staatsgeschillen voedsel trok, van tijd tot
tijd in zwaarte toenam, en op het einde, als
een onweder, over het Vaderland en in de
Akademiestad losbarstte, ja eenen onzaligen
burgerkrijg te ontsteken dreigde. Eisinga,
schoon bij voorkeur onledig met eigen beroep,
of zijne immergeliefde beoefening van sterre-
kundige wetenschap en konstarbeid, had evenwel
, reeds jaren» te voren tot Mederaad der
Vroedschap ingekozen zijnde, zijne goede diensten
der Stad niet geweigerd. Eisinga , dat
meer is , boven velen vaardig en geschikt,
uit hoofde van^ zijnen aanleg en smaak voor
wiskunde, om moeijelijke berekeningen duidelijk,
uit te werken, was hierdoor in zijnen
kring en betrekking der maatschappij tot nut
geweest. Maar, als de storm der driften
woedt, velt deze, met onbesuisde kracht,
meermalen den gaven vruchtboom, terwijl
wederom tegen dat onstuimig geweld het’ buigt
zame riet en menige kankerige stronk bestand
is, in de luwte van bosch of duinen. Rampr
zalig genoeg voor onzen Konstenaar, was hem,
bij de verdeeling der stedelijke commissiën
onder Burgemeesteren en Raden, door loting,
in het jaar der onlusten,' 1787, de last ten
deel gevallen over de zaken der Schutterij.
Van hier, toen de minderheid der gewestelijke
Staatsvergadering, zich te Franeker nederzettende,
eene gewapende Burgermagt van Schutterij
en Vrijwilligers, j zoo niet ingeroepen,
althans om zich verzameld had; maar ook
welras het onderspit moest delven, en uiteen
stoof; dat E isinga zich ingewikkeld betond in
den ongelukkigen nasleep der staatsgeschillen.
Met achterlating van'zijne gade en beide zonen
moest hij van zijnen geboortegrond en eigen
geliefde haardstede zich verwijderen, om veilig
te zijn tegen de vervolging en den wrevelmoed
veler Grooten, die nog onlangs zijn