
In lateren tijd (na 1818) gebeurde hee den
hoogbejaarden man, bekend te worden met
eénën Landbouwer, Willem Jans Jansen;
geboren in het dorp Dongjum, nabij Frane*
kerif en aldaar Wonende. Dezen leerde hij;
als een • buitengewoon liefhebber van konsten
en wetenschappen, en bijzonder net werkman
in hout , koper , ijzer en ivoor, op hoogen
pFijs stellen; Bij velen zal misschien de getuigenis
van eenen zoo bevoegden regter genoeg
zijn ter aanprijzing des Vrieschen Land-
mans; maar er is bij hem , en ook ten-huize
van E isinga, eene sprekende proeve voorhanden
, die zijne bekwaamheid staveta kan. Van
haar mogen wij hier te eerder gewagen, omdat
de teekening en het ontwerp van dit
nieuwe werktuig van onzen grijsaard zijn, en
hetzelve in eenig verband staat met deszelfs
konststuk, door van Swinden beschreven.
Dit nieuwe werktuig, waarvan de naauw-
keurige beschrijving, door E isinga zelven,
bij wijze van aanhangsel, 'achter dit werkje
gevoegd is, levert* op zich zei ven beschouwd,
eene nieuwe en doorslaande proeve van het
vindingrijk vernuft des waardigen mans, hem in
zijnen hoogen ouderdom bijgebleven; en doet
tevens de bekwaamheid van Jansen, als den
bewerker van hetzelve, gunstig uitkomen.
Intusschen, hoezeer is het te betreuren,
dat de ongunst der tijden, en voormalige
burgertwist, eenen man gelijk Eisinga , in
deszelfs beste levensjaren, vervolgd, te zeer
miskend, en hierdoor, tert nadeele der Wetenschappen,
belet heeft, om, ter zamenstelling
van een tweede en volmaakter konststuk, dan
dat, hetwelk ten zijnen huize zoo zeer verwonderlijk
den loop en stand der Hemellichten
aantoont, de krachten van zijnen geest met
gezetten ernst in te spannen! Zoude Jansen,
ervaren werkman, gelijk hij is , en door zijne
gemeenzaamheid met den maker hiertoe gewis
meer berekend, dan iemand anders, indieh
zulks nog vereischt wierde, in staat zijn, om
een dergelijk konststuk, als het door van
S winden zoo hoog geroemde, in eenig openbaar
of aanzienlijk gebouw, te vervaardigen?
Ik waag het niet, op deze vraag een beslissend
antwoord te geven.
Hoe het z ij, onze Konstenaar, die met een
helder en opgeruimd gelaat, dat den vromen
en opregten Christen teekërit, in zijnen hoogen
ouderdom den dood en de eeuwigheid
ziet naderen; Eisinga hééft, behalve voor
zijné dierbare betrekkingen o|> Aarde, öok
met eene Vaderlijke teederhéid; en naar best
Vermogen, gezorgd voor zijner handen werk;
voor dat Kind van eigen geest en vernuft;
hetwelk hein Steeds dierbaar was; ménig ge