
sieraad bijzet, rondborstig verklaart, dat, indien
hij op nieuw een dergelijk stuk had te
vervaardigen, hij met minder moeite eenige dingen
tot meerder volkomenheid zoude kunnen
brengen, dan waarin zij thans zijn; en andere,
welke op dit stuk niet vertoond worden,
enkel, omdat zij op den behoorlijken tijd niet
in de gedachten gekomen zijn, zeer gemakkelijk
zoude bijvoegen. Eindelijk ben ik er ver
af van aan het menschelijk vernuft eenige palen,
te willen stellen, en te denken, dat men
in. vervolg van tijd nimmer verder zal kunnen
komen, dan wij thans zijn, zelfs in die stukken,
welke ons het naast aan de volmaaktheid
gebragt schijnen. Ik houd mij bestendig aan
de verstandige en gegronde spreuk van Plinius :
Ne quis desperet saecula proficere semper (59).
(5q) Histor, natur. , lib. II, sect. XIII.
b i j v o e g s e l s
tot de VOORGAANDE BESCHRIJVING ,
benevens een
AANHANGSEL
WEGENS EEN KLEIN PLANETARIUM,
DOOR
E I S E E I S I N G A.
D e beschrijving van den hoogleeraar van
Swinden, in den jare 1780 in het licht gegeven,
is bij dezen herdruk bijna woordelijk
in zijn geheel gelaten (*).
(*) Alleen heeft er eene geringe verschikking plaats
gehad in de nummers der §§. In den eersten druk vindt
men de § 76, 80 en 110 tweemaal, en door een teeken
(*) onderscheiden; in dezen hei’druk zijn de nummers
geregeld vervolgd. Omtrent die § § , welke in dit bijvoegsel
voorkomen, en van dezen herdruk verschillen, wordt
dit verschil aangewezen.