
bewoog; vermits zij zich, door die vervroeging
der sterren, dagelijks 59 m. 8 s. verder,
volgens ;de orde de teeltenen, op de ecliptica
bevindt, en dus dezelve in één jaar doorloopt.
Men ziet dan, hoe de schijnbare dagelijk-
sche beweging der sterren en der Zon, en
bovendien de jaarlijksche beweging der Zon,
te gelijk, naauwkeurig op dit hepielsplein
vertoond worden. ,
§ 74-
De ecliptica is , zoó als wij gezegd hebben
CS 6 9 ), uitmiddelpuntig aan de evennachtslijn
op het plein geteekend, en het plein uitmiddelpuntig
aan den gezigteinder, of het toppunt,;
bewegelijk; dus bevinden de verschillende
teekens der ecliptica zich, in hunne
dagelijksche omwentelingen, op verschillende
afstanden van het toppunt. Het teeken Ca-
pricornus is er het verst van af, en dus het
digtst aan den zuidelijken rand van den gezigteinder;
integendeel is Cancer het naast aan
hét toppunt, en het meest van den gemelden
rgnd verwijderd. Wanneer dan de Zon, in
het einde van Junij, in Julij enz., tot het einde
van December, van Cancer naar Capricor-
nus gaat, verwijdert zij zich van het toppunt;
doch nadert hetzelve, als zij zich in het einde
van December, in Januarij enz., tot het einde
van Junij, van Capricornus naar Cancer begeeft.
> Zij beschrijft dan in het eerste geval
kortere*, en in het tweede langere dagbogen.
Het langen en korten der dagen, en de jaargetijden,
worden dus ook, op hunnen behoorlijken
tijd, aangewezen (§ 67,, 68).
S M l
Wanneer de Zon opkomt, of ondergaat,
wijst zij op den' oostelijken, of westelijken ,
rand van den gezigteinder het uur van haren
op- of ondergang; vervolgens wijst zij, door
de verschillende uurlijnen, het uur des ddags.
Doch, öm ook des nachts den tijd der'verschijnselen
te onderscheiden, is er vlak over
de Zon een wijzertje, dat, zoo dra de Zon
onder is , boven den gezigteinder komt, en
boven denzelven de plaats en de beweging
aantoont , welke de Zon' onder den gezigteinder
heeft, en bij gevolg ook het uur des
nachts op de uurlijnen aanwijst. Men weet
derhalve altijd, het zij des daags, het zij des
nachts, hoe laat het is, { en 'dus op welk uur
iedere ster op- of ondergaat, of in den meridiaan
komt, of op eene bepaalde plaats is.
§ 76'
Uit het bijgebragte blijkt, hoe vernuftig
hier alles vervaardigd is, om de verschijnselen
des sterrenhemels naauwkeurig aan te toonen.
Ik kan echter niet voorbij aan te merken, dat
alle de uren, welke hier aangewezen worden,
F