
§ 90.
De lichtgestalten der Maan hangen dan van
de gedeelten harer loopbaan, welke zij afgelegd
heeft, af: deze noemt men de afstanden
der Maan van de Zon; en vermits de sterre-
kundigen den cirkel in 12 reekenen, en ieder
teeken in 30 gr. verdeden, worden die afstanden
doqr reekenen en gr. ui<f$edrukt. Dus in
het eerste kwartier,, wanneer de Maan een
vierde gedeelte van hare baan doorgeloopen
heeft, is haar afstand van de Zon 90 gr., of
drie teekens; in de volle Maan 180 gr,, of
zes teekens; in het laatste kwartier 270 gr.,
of negen teekens; in de nieuwe Maan nul teekens.
Omdat nu de Maan omtrent alle 29§
dagen dezelfde lichtgestalten vertoont, noemt
men deze dagen dagen van den ouderdom der
Maan (49)*
(49) Omdat men in de zamenleving met geene halye
dagen tellen kan, rrjaakt men de Maans-maanden, wanneer
men door dezelve rekent, zoo als de Arabieren, bij
voorbeeld, en de Turken, beurtelings van 29 en 3o dagen;
zoodat 12 dergelijke maanden 354 dagen, of een
Maan-jaaVj uitmaken. Doch, vermits 12 zulke maanden
inderdaad ongeyeer 8 u. 48 m. korter zijn, dan 12 Maans-
omloopen (wegens de 44 m., die er boven de 29! dagen
zijn), zijn 3o zulke Maan-j aren 11 dagen te kort; weshalve
men in 3o jaren 11 schrikkeljaren, van 355 dagen,
gebruikt.
Deze afstanden, lichtgestalten en ouderdom
der Maan worden alle zeer naauwkeurig door
eenen wijzer, dien wij thans beschrijven zul*
Jen, aangetoond; en vermits hiér alles van de
gemelde afstanden afhangt, draagt deze wij*
zér, met letters, die er boven staan, den
naam van afstand der Maan van.de Zon. Zie
hier, hoe het ingerigt is,
Rr zijn, even als op een uurwerk, twee
wijzers; de kleinste wijst de teekenen, de
grootste de graden aan. De eerstgemelde gaat
alle 29 d. 12 u. 44 m. eens rond.
De rand, die de wijzers omringt, is in drie
banden verdeeld. Op de middelste, die de
breedste js , zijn, met Romeinsche letters, de
twaalf teekens, even als de 12 uren op eene
horologieplaat, geteekend» O staat boven in
het midden, vervolgens I , I I , III enz., tot
X I , en dan de O in plaats van XII, zoo als
het bij de sterrekundigen gebruikelijk is.
Op den buitensten smallen rand staan, op
gelijke afstanden, de getallen van 1 tot 30,
met gewone Cijferletters, even als de minuten
op eene horologieplaat. Die 30 cijfers zijn
de 30 gr., die in ieder teeken zijn, en zij
worden door den langsten wijzer aangewezen;
deze gaat dan twaalfmaal om, terwijl de klei*
pè wijzer ééns omloopt.