
is (§ 9 1 ) , de teekenen met eeneh kleinen, en
de graden met eenen grooteren wijzer aan,
zoo als de uren en minuten op eene horolo-
gieplaat. Wanneer dan de kleine wijzer op
VI teekenen staat, is de Maan zes teekenen
van het verste punt af, dat is , zij is in het
naaste punt; wanneer de wijzer op III of IX
teekenen is, is de Maan drie of negen teekenen
van het verste punt a f, en dus ongeveer
in hare gemiddelde afstanden, enz.
§ 102.
Deze wijzer doorloopt de twaalf teekenen,
of gaat ééns rond, in 27 d. 13 u. 18 m. 34
s.; want daar de wezenlijke omloopstijd der
Maan 27 d. 7 u. 43 m. 4 s. bedraagt (§ 89),
en het verste punt, volgens de orde der teekenen,
in 8 j. 3 1 1 d. enz. (§ 100) den gehee-
len cirkel beschrijft, blijkt het, dat dit punt
in die 27 d. 7 u. 43 m. reeds 3 gr. 2 m. 38
s. afgelegd heeft, welke de Maan derhalve nog
moet doorloopen, eer zij tot het verste punt
komt, en daartoe heeft zij 5 u. 35 m. 30 s.
noodig; weshalve de tijd, dien de Maan noo-
dig heeft, om van het verste punt weder toe
het verste punt te komen, 5 u. 35 m. 30 s.
langer is dan de omloopstijd der Maan; er
worden dus daartoe 27 d. 13 u. 18 m. 34 s.
besteed, en dit' is ongeveer de omloopstijd
van dezen wijzer.
§ 103.
Wij hebben reeds iets gezegd van de onge-
lijkvormige beweging der Maan (§ 94 ^ 9^)*
De sterrekundigen weten, hoe deze afhangt,
en van de uitmiddelpuntigheid van de loopbaan
der Maan;, en van de standplaats der Zon ten
opzigte van het verste en naaste punt der
Maan, of liever van den grooten as harer
loopbaan; en van de afstanden der Maan van
de Zon; en van de jaargetijden. De wijzer,
die.de afstanden der Maan van haar verste
punt aanwijst, heeft dan ook eene ongelijkvormige
snelheid; kleiner omtrent het verste,
grooter omtrent het naaste punt.
2. V an de b r e e d t e der Maan.
§ 104.
De loopbaan der Maan is, zoo als die van
alle de overige planeten, hellende op de ecliptica,
en snijdt dezelve in twee punten, of
knoopen; des men, om den loop der Maan
te kennen, de plaatsen der beide knoopen,
den afstand der Maan van een derzelve, bij
voorbeeld van den klimmenden knoop, en eindelijk
de breedte der Maan kennen moet. Ter
aanwijzing dezer drie dingen dienen twee wijzers.
§ 105.
. De eerste wijzer is een groote wijzer aan
de zoldering ■ ($ 5 ) , die den naam draagt van