
dezelve van haar, uit de Zon ontleend, licht,
of geheel, of ten deele, berooft. Die schaduw
der Aarde is kegelvörmig. De halve
middellijn van dat gedeelte des.kegels, dat de
loopbaan der Maan raakt, beslaat er nooit
meer dan 47 minuten (57) , de halve middellijn
der Maan is op het hoogst 17 minuten;
de som dezer beide -hoeveelheden is 64 minuten,
Zoo dan de Maan, dat is het middelpunt
der Maan, ten tijde dat zij vol is, 64
minuten of meerder breedte heeft, dat is, ongeveer
12 graden van den knoop af is , kan
er geene eclips zijn; zoo de Maan eene kleiner
breedte heeft, is er eene eclips, en de
verduistering zal aanmerkelijker zijn naar mate
de breedte' geringer is. Maar de grootte der
breedte, en des afstands van den knoop,
wordt door eenen wijzer aangetoond (§ 106,
jo 8 ); des men altijd, door de vergelijking
van twee wijzers, weet, of er eene Maan-
eclips zijn zal, en, zoo ja , of zij aanmerkelijk
zijn zal, dan niet.
(5y) Want, die halve middellijn der schaduw is gelijk
aan het verschil, dat er is, lusschen de halve middellijn
der Zon (die op het minst iS\ m. bedraagt) en de som van
de verschifoigten der Zon èn der Maan, die op het hoogst
611 m. uitmaakt; dit verschil is dan 46 m. Waarbij nog
46 s. voor de schaduw des dampkrings moeten gevoegd
worden; men heeft dan ongeveer 47 m. op het hoogst.
s. V a n de Z o n e c l i p s e n .
§ 122.
Insgelijks kan men, door middel van de twee
gemelde wijzers, weten, of er, op den tijd
eener bepaalde nieuwe Maan, eene Zoneclips
zijn zal, of niet. Want er kan geene Zoneclips
Zijn, of de breedte der Maan moet minder
zijn dan de som van het horizontaal verschil-
2 ^ ( 5 8 ) der Maan, en van de halve middellijnen
van de Zon en van de Maan; welke
som nooit grooter zijn kan, dan 94! minuten.
Zoo men dan, op den wijzer van den afstand
der Maan van de Zon (§ 92), ziet, dat de
Maan nieuw is , en op -den wijzer des afstands
der Maan van den knoop (§ 106, 108) ,
dat de breedte der Maan grooter is dan 1 gr.
34| m., of haar afstand van den knoop grooter
dan ongeveer 17 g r ., weet men, dat er
geene eclips zijn kan. Zoo die; bieedte, of
die afstand, kleiner is, valt er zeker ergens
eene eclips voor; en dan moet er berekend
worden, waar, en hoe, dezelve zigtbaar zijn
zal; daar integendeel eene Maaneclips overal
(58) Het verschilzigt is de hoek, welke twee lijnen,
uit het middelpunt der planeet, de eene naar het middelpunt
der Aarde, de andere naar de plaats van hare oppervlakte,
waar de waarnemer zich bevindt, getrokken,
tusschen haar beide bevatten. Het horizontaal verschilzigt
heeft plaats, wanneer de planeet in de kimmen is.