
cirkel* waarin de 24 verschillende lichtgestalten
worden aangéwezen, 22 duim in diameter
is, daar de öpening in de plaat, waarvan § 9 1
(nu § 93) gehandeld wordt, maar 1 duim middellijn
had. De wijzer draagt nu tot opschrift
lichtgestalten der Maan. De afstand der Maan
van de Zon is voor ieder der afgebeelde 24
lichtgestalten 15 graden, of een half teeken.
Met de nieuwe Maan staat de wijzer op eene
geheel duistere plek; in den eerstvolgenden
stand is een klein strookje verlicht; verder
teekent de wijzer op het zesde vak, dat is drie
teekens van de Zon, het eerste kwartier 5 half
verlicht; wast verder aan, tot dat de wijzer de
twaalfde plek aanwijst, dan is het volle Maan,
neemt vervolgens weder af, tot dat het licht
gedeelte half verdwenen is , dan is het laatste
kwartier; neemt vervolgens af, tot dat het
licht gedeelte geheel verdwenen is, dan is het
weder nieuwe Maan.
De ongelijke lengte der Maneschijnen, dat
is , de tijd van de eene nieuwe Maan tot de
andere, neemt deze wijzer naauwkeurig in
acht, volgens de beschrijving van van S winden,
§ 92 tot 95 (nu § 94 tot 97) ingesloten
.T
ot de aanwijzing van de beweging der
Maan om de Aarde, zie bladz. 100 van den
eersten druk (nu bladz. 1 13 ), behooren vijf
Maan wijzers.. Er w a r e n , , bij de eerste uitgave
van de beschrijving, twee groote aan de zoldering
(§ 5)., de twee kleine op de regter
pilaster, en de bovenste op de, linker pilaster
(§ 8); nu heeft men drie groote aan den
zolder, op plaat N°. 1 genaamd lengte der
Maan op de ecliptica, het verste punt der
Maan, en de M.aans nöordkmop; en op ieder
pilaster een kleine, zie plaat N°. 2 ; die aan
de regter hand voor. den, afstand der Maan van
den noordknoop , ; ;en d ie -aan .delinkerhand
vodr den afstand van het verste punt. . uia
§ 109 (nu J 1 11 ). m
De wijzer onder op de regter pilaster, die
de lengte der_, Maan aanwijst,-; is nu van de
pilaster, aan den zolder gebragt, aan de linkerhand
op de plaat. N?; 1 , gefiaamd lengte der
Maan op de ecliptica. ^Uirjoort
. De redenen, welke mij. bewogen hebben,
om de beide onderste wijzers yan de pilasters
weg te nemen, en aan de zoldering te plaatsen,
was., omdat aan den zolder meer ruimte
was, om de wiizers te verlengen, daardoor
grootere cirkels te beschrijven, en de teekens
en lichtgestalten naauwkeuriger te. kunnen doen
zien; ook 'had ik; tot de beweging van die
heide wijzers nog andere tanden berekend, die
nog iets nader bij de waarheid kwamen.'
Hierdoor: ontstond eene gebeele verschik