
teeltenen Capricornus enz. tot Cancer door*
loopt; maar zij korten van het begin des zomers
tot het begin des winters , of gedurende
dat de Zon de teeltenen Cancer enz. tot Cct-
pricornus beschrijft (§ 65).
V. Gedurende den eerstgemelden tijd nadert
de Zon ons toppunt allengskens; gedurende
den laatstgemelden verwijdert zij zich
van hetzelve, en komt nader aan den gezigt-
eindér (§ 67).
Dit zijn de vijf verschijnsels, welke een
bewegelijk hemelsplein, op derzelver behoorlijke
tijden, moet aanwijzen; en hieraan voldoet
het stuk, hetwelk wij thans nader beschrijven
zullen, ten volle.
§ 69.
Het hemelsplein is een cirkelvlak van ongeveer
28 duimen in middellijn. De voornaamste
sterren, die ooit te Franeker kunnen
gezien worden (§ 66), zijn er op geteekend.
De evennachtslijn is in graden verdeèld. De
ecliptica, die hier, zoo als het op een dergelijk
stuk behoort, uitmiddelpuntig aan de evennachtslijn
is, snijdt dezelve in de teekens Aries
en Lihra, en is in teekenen verdeeld; doch
zij maakt eene sleuf in het hemelsplein, zoo-
dat hetzelve uit twee stukken bestaat: het
buitenste , dat van den-rand tot aan de ecliptica
komt; het binnenste, dat aan de ecliptica
begint, en het overige, tot aan het middelpunt
, behelst. Deze twee stukken zijn wederom
aan elkander gehecht, om maar één bord
uit te maken; maar de sleuf is voor de beweging
der Zon, die op een stijltje, dat door
de sleuf gaat, gehecht is, noodzakelijk. Vervolgens
is het aspunt der ecliptica ook op dit
plein 23§ gr. uit het middelpunt, naar Capricornus
of de Steenbok, geplaatst; uit hetzelve
gaat, naar het begin van ieder teeken, eene
kromme lijn; dus wordt het plein door die
lijnen, welke de lengte der Zon en der sterren
te kennen geven , in twaalf deelen gedeeld.
De lijn, die door den Kreeft en den Steenbok
gaat, is alleen regt, en gaat, zoo als het behoort,
door het middelpunt van het plein.
Eindelijk zijn de beide keerkringen (jropici) en
de noorder poolcirkel op het plein geschilderd.
§ 7°*
Het hemelsplein wordt door een cirkelvlak
van 19 duimen omringd; dit vlak verbeeldt den
gezigteinder, zoodat men alleen die sterren
ziet, welke op het oogenblik, dat men het
stuk beschouwt, boven de kimmen zijn.
De rand van die vlakte, of van den gezigteinder,
is in 24 uren verdeeld; doch er zijn
er maar 17 geschilderd, omdat de Zon nimmer
meer dan 17 uren boven de kimmen is. De
uren van den middag tot middernacht zijn met