
zoodat de teeken- en de graadwijzer bijna regt
boven elkander waren (*).
De wijzer boven de kas aan de regterhand,
die toi opschrift heeft de Maan gaat onder,
teekende 4$ uur; dat dit in den morgenstond
was, blijkt uit de vergelijking van den wijzer,
die de lichtgestalten der Maan, of deszelfs
ouderdom, zie plaat N°. 1 , aanwijst, zijnde
toen tusschen het eerste kwartier en de volle
Maan.
De plaat N®. 3 is eene perspective aftee-
kening van het geheele vertrek, waarin het
werktuig geplaatst is, uit het oogpunt te zien
voor den schoorsteen, 3 voet boven den
vloer, geteekend door den koopman Klaas
Joh. Sannes. De planeetbollen en Zon- en
Maanwijzers zijn aldaar afgebeeld, zoo als
dezelve zich vertoonden op meergemelden 24
Maart 1820, des morgens om 71 uur. De
beide vergulden ballen, die uit de Zon en
van onzen Aardbol af hangen , zijn * op deze
plaat, naar hunne betrekkelijke grootte, afge-
teekend. De voor liefhebbers zeer aangename
(*) De buitenste rand van deze wijzerplaat, alsmede
die op de linker pilaster, die den afstand der Maan van
het verste punt aan wijst, is in 3o graden verdeeld; welke
graden, wegens de kleinheid dier wijzerplaten, niet duidelijk
konden worden afgeteekend op de plaat N8. 2.
dienst, welke door de dagelijksche beweging
van den kleinen bal om den Zonnebal wordt
te weeg gebragt, is alhier, in de verandering
op § 42 van de beschrijving, naauwkeurig
aangewezen.
Voor het overige, daar men de binnenkamer
moest afteekenen, gelijk dezelve bij de
bezigtiging van het werktuig zich vertoont,
vindt men dezelve betimmerd en gemeubileerd,
gelijk zij was sedert het jaar 1774* Alleen
het zilver, waarvan in de voorrede gewaagd
is, en dat in het vertrek gewoonlijk staat op
eene tafel, is een present van de voormalige
staten van Vriesland, in 1784 ontvangen, en
onder op deze plaat, aan de regterhand, afgeteekend.
Het overige, dat tot den toenma-
ligen smaak van betimmering eener burgerlijke
kamer behoorde, is op de beide laatste platen,
N°. 2 en 3 , afgebeeld; en ik vond
geene reden, om niet in mijne hooge jaren
voor de Wereld, of beter voor liefhebbers der
Wetenschappen, mij niet ongenegen, openlijk
aan den dag te leggen, dat de bebouwing en
meubilering van mijne kamer eene halve eeuw
ten achteren zijn bij den hedendaagschen smaak.
Ik sluit mijne bijvoegsels in de hoop, dat
deze tweede druk van des hoogleeraars beschrijving
goeden aftrek vinden moge, en,
behalve de imeekenaars, andere liefhebbers