
Maans klimmende knoop. Ten opzigte van de
overige planeten zijn de knoopen bijna onbewegelijk
(§ 26), doch voor de Maan is het
geheel anders gelegen; zij zijn aan eene vrij
snelle verandering onderhevig, en doorloopen
den hemel, of den geheelen cirkel, in 18 ge*
meene jaren 4228 d. 4 o. 52 m. 3 s. (5 3 ) ;
doch tegen de orde der teekenen, dat is, zoo
de klimmende knoop, b. v ., thans in Taurus
is , zal dezelve over anderhalf jaar niet in G^-
mini zijn, maar in Aries, over drie jaar in
Pisces, enz. Deze wijzer doorloopt dan de
teeltenen, die op deszelfs rand geschilderd zijn,
in 18 j. 228 d. enz., tegen derzelver orde,
en wijst dus met zijn voorste einde de ware
plaats des klimmenden, en met het achterste
einde de ware plaats des dalenden knoops aan.
§ 106.
Van den klimmenden tot den dalenden knoop
is de Maan, zoo als alle de planeten, boven
de ecliptica verheven; en van den dalenden
tot den klimmenden is zij er onder gedoken.
In het eerste geval heeft zij eene noordelijke,
in het andere eene zuidelijke breedte; en déze
is, in beide gevallen, grooter of kleiner, naar
mate van den afstand der Maan van den knoop.
Deze afstanden, en de breedte zelve, worden
(53) L a L a n d e , § Ó68.
door den wijzer, die boven op de regter pilaster
staat (§ 8 ), aangewezen. Deze wijzer
heeft den naam van afstand der Maan van
den klimmenden knoop, en wijst op den rand
de twaalf teekenen aan, en boven deze de 30
graden door eenen langerên wijzer , zoo als te
voren gezegd is (§ 9 1 ) , eh op horologieplaten
omtrent uren en minuten plaats heeft. Wanneer
dus de wijzer, bij voorbeeld, op III teekenen.
staat, is de Maan drie teekenen van den
klimmenden knoop af, of heeft hare grootste
noorder breedte; wanneer de wijzer op VI
teek énen staat, is de Maan zes teekenén van
den klimmenden knoop af, o f is in den dalenden
knoop, en heeft geene breedte, wanneer
de wijzer op IX teekenen staat, is de
Maan negen teekenen van den kïimmendèn, of
drie teekenen van dén dalenden knoop af, én
is op hare grootste zuidelijke breedte. § . ! Vermits de knoopen zich tegen de orde der
teekenen bewegen, komen zij de Maan in haren
omloop te gemoet; dus is de tijd, dien de Maan
noodig heeft, om van den klimmenden knoop,
bij voorbeeld, wedèr tot denzelven té komen,
kleiner dan de omloopstijd, en wel 2 u. 37! m.
kleiner; de Maan gebruikt dan maar 27 d. 5 u.
5* m., om eene knoopsomwenteling te doen, dat
i s , om weder tot denzelfden knoop te keeren.