
3 6 Beschrijving van het eigenlijk
§ 27.
De knoopen dus bepaald zijnde , is de verdeelde
cirkel, die bij de sleuf van iedere planeet
ter aanwijzing der lengte dient (§ 24),
van den klim men den tot den dalenden knoop
aan den buitenrand, en van den dalenden tot
den klimmenden aan den binnenrand der sleuf
geteekend: zoodat men, zonder te zoeken,
met één opslag van het oog ziet, öf de
breedte van eene planeet noordelijk dan zuidelijk
is; want de buitenrand toont de noordelijke
, de ‘ binnenrand de zuidelijke breedte
aan.
Om de grootte der breedte aan te toonen,
gaat er door de knoopen van den lengte-cir-
kel een andere cirkel, die voor de noorderbreedte
boven den buitenrand, en voor de
zuider-breedte onder den binnenrand van ge-
melden lengte-cirkel geteekend is, en in wiens
omtrek de grootte der breedte, van 5 tot 5 ,
of van 10 tot 10 gr. lengte, is aangeteekend.
§ m
Wij hebben gezegd (§ 1 7 ) ,'dat de planetén
met eene' ongelijke snelheid voortgaan,, en
dat hare ware plaatsen verschillen van die,
op welke zij zouden staan, indien zij met
eene eenparige snelheid yoortgingen. Deze
ware standplaatsen, of ware anomaliën der
planeten, worden ook op dit planetarium
aangewezen, hoewel de planeetbolletjes zelve,
als welke door een gelijkgaand raderwerk
voortgedreven worden, eene bestendige snelheid
hebben. Ten dien einde zijn de graden,
die op den lengte-cirkel van iedere planeet
geteekend zijn (§ 24), niet even groot, maar
grooter bij het verste, en kleiner bij het
naaste punt; van het eerstgemelde tot het
laatstgemelde in dezelfde evenredigheid afnemende
als de snelheid van de planeet toeneemt.
Weshalve de planeet, omtrent beide
die plaatsen eene ruimte van zes duimen, bij
voorbeeld, doorloopende, zij in de eerste
plaats door een minder getal graden dan in
de tweede voortrukt: hetwelk dan, wat het
uitwerksel, de aanwijzing namelijk, betreft,
op hetzelfde uitkomt, als of de planeet inderdaad
met eene ongelijke beweging voortgegaan
ware.
§ 29.
Dit zoude genoeg zijn, om aan de vier
vereischten, die wij (§ 21) opgegeven hebben,
te voldoen; doch dit is nog niet alles,
wat op dit planetarium vertoond wordt.
Want, hoewel de Aarde inderdaad om eene
stilstaande Zon gevoerd wordt, zijn wij echter
gewoon de Aarde als stilstaande, en de Zon
als zich bewegende, te beschouwen; waarom
ook de sterrekundigen de verschijnselen, welke