
52 Vergelijking van dit planetarium
de ecliptica snijdt, is de begeerde lengte. De
heer Bode heeft de reden van deze tweede
verrigting zeer duidelijk opgegeven (33): deze,
namelijk, dat de Aarde niet, zoo als in de
eerste verrigting stilzwijgend ondersteld wordt,
het middelpunt van de geteekende ecliptica is ,
maar de zon. Doch hieruit volgt, dat, hoe
kleiner de loopbaan der Aarde naar mate van
den omtrek der ecliptica is, hoe geringer ook
het verschil tusschen de twee verrigtingen zijn
zal: en dus is het ongemeen weinig aanmerkelijk
in dit planetarium. Doch niets belet
op hetzelve de twee verrigtingen in het werk
te stellen.
% 43-
De knoopen, de verste en naaste punten,
zijn hier, zoo als wij gezegd hebben (§ 24,
26, 2 7 ), op de cirkels, die elke sleuf omringen
, aan ge teek end. Dit heeft ook bij Hui-
gens en Desaguliers plaats; doch lang zoo
duidelijk niet omtrent de knoopen, vermits
deze , hier terstond door de plaatsen, waar de
cirkel van den binnen- naar den buitenrand,
of van den buiten- naar den binnenrand gaar,
onderscheiden worden (§ 27). Noch knoopen,
noch verste, noch naaste punten, wor-
(33) Einleitung zu Kentnis des gestirnten Himmels,
sect. 3 , 2<3e snede, p. 609 in het Hoogcl ,
den er op de Leidsche sphaera en het planetarium
van R oemer , of dat van AVright ,
aangewezen.
§ 44-
Wij hebben reeds gezegd, op welke wijze
de breedte der planeten hier zeer naauwkeurig
vertoond wordt (§ 27}. Zij wordt in het geheel
niet aangewezen bij R oemer , bij Desaguliers
en Wright, maar op dezelfde wijze
bij Huigens; doch lang zoo volkomen niet:
1. Omdat het gedeelte der loopbaan, in hetwelk
de breedte zuidelijk is, lang zoo gemakkelijk
niet van het gedeelte, alwaar zij noordelijk
is, te onderscheiden is als hier (§ 27);
2. omdat Huigens enkel de grootte der grootste
breedte heeft uitgedrukt, maar niet de
breedte, welke de planeet op verschillende
plaatsen van hare loopbaan heeft, hetwelk
hier in acht genomen is geworden.
§ 45-
De strekking en de grootte der breedte, dat
is de klimming der planeten boven de ecliptica,
of hare daling onder dezelve, wordt dan
hier zeer naauwkeurig aangewezen, hoewel de
planeten zich hier alle in het vlak der ecliptica
bewegen. Men heeft door het vlak zelve
vertoond, wat de natuur inderdaad door eene
wezenlijke klimming en daling verrigt. Doch
wie ziet niet, dat dit, wat de zaak zelve be