
BESLUIT.
D e lezer oordeele thans, uit deze beschrijving,
uit alle de bijzonderheden, die ik aangevoerd
heb, uit de vergelijking van dit stuk
met eenige andere van denzelfden aard, of ik
dit kunststuk niet te regt een volledig hemelsgestel
genoemd heb? Het zoude zekerlijk der
moeite overwaardig zijn, de schikking van
alle de raderen en rondsels, welke zoo vele
verschillende bewegingen in dit kunststuk veroorzaken,
naauwkeurig te ontvouwen; en tevens
in het brêede uit te leggen, welke de
eenvoudige middelen zijn, die de uitvinder
gebruikt heeft, om de ongelijkvormige bewegingen
, naar vereisch van zaken, na te bootsen;
doch zulks kan, zonder behulp van een
aantal platen, van welke men voor het tegenwoordige
heeft moeten afzien, niet geschieden.
Ik zal dan enkel hier nog bijvoegen, dat een
getal van honderd en drie raderen, of rondsels,
of ringen, gebruikt is, die alle te za-
men iets over de vijf duizend negen honderd
tanden bedragen. Deze zamenstelling, de uitwerksels
van dezelve, de naauwkeurigheid der
bewegingen, het uitvinden en vervaardigen
van dit alles, toonen genoeg aan, welk het
vernuft des makers zij, en hoe gevoegelijk,
hoe billijk, ja, hoe pligtmatig het was, den-
zelven, zijn werk en zijne verdiensten , bekend
te maken. Gelukkig, zoo ik , door dit werkje
, dit mijn oogmerk, naar wensch, bereikt
heb!
Voor het overige, hoewel ik ten volle
overtuigd ben, en, naar ik oordeel, bewezen
heb, dat dit kunststuk veel vollediger is , dan
een eenig, zoo ver ik weet, van denzelfden
aard, houd ik het echter, in overeenkomst
met de begrippen des vernuftigen uitvinders
zelven, niet, in alle opzigten, voor geheel
onverbeterlijk; want, behalve dat wij tevoren
gezien hebben, dat er eenige stukken zijn,
zoo als de bewegingen der planeten om hare
assen, en die der satelliten van Jupiter en van
Saturnus; de evenwijdige stand van den, op
de ecliptica hellenden, as der Aarde, en van
den ring van Saturnus, die op een of ander
der planetaria, van welke wij gesproken
hebben, en niet op het onze, vertoond worden,
weet ik , dat de uitvinder nog dagelijks
zijne gedachten laat gaan over nieuwe bijvoegsels
en verbeteringen, en met die opregte
zedigheid, welke aan groote geesten een nieuw