
Den 13 16 n. 55 m. Den i 3 N. M.
14 16 u. 27 m.
i 5 i 5 u. 20 m. enz.
20 10 u. 49 m.
21 9 u. 58 m.
22 tot den 23 9 u. 12 m.
23 24 8 u. 3i m.
24 u5 8 u. 1 ra.
25 26 7 u. 46 m.
26 27 7 u. 47 ra.
Dus ziet men, dat de Maan, op eene en dezelfde
plaats, in éénen omloop, dan eens nog
geen 8 u. en dan eens bijna 17 u. boven den
gezigteinder zijn kan. Die tijd wordt door de
beide wijzers aangewezen, wanneer men namelijk
de uren, die zij aanduiden, zamenvoegt.
§ 119,
Indien de declinatie der Maan, tusschen den
tijd van haren opgang en den volgenden ondergang,
niet veranderde, zoude de helft des
tijds, dien de Maan boven den gezigteinder
blijft, dat is , de halve dagboog 1 18 ) , gevoegd
bij het uur van den opgang ( § 1 1 6 ) ,
het uur te kennen geven, op hetwelk de
Maan in den meridiaan komt. Bij voorbeeld,
de halve dagboog was den 1 Julij 1779, te
Parijs, 4 u m. (§ 1 18 ); den % Julij is
er de Maan ten 10 u. 15 m. des avonds op-
• gekomen (§ 1 1 5 ) ; de som is 14 u. 375 m.,
dat is, den 2 Julij ten 2 u. 37* m. des morgens.
Doch, daar de declinatie der Maan
gedurig verandert, is die rekening niet altijd
naauwkeurig genoeg; hij voorbeeld, den 15
Julij. was de halve dagboog 7 u. 40 m.;
de Maan kwam op ten 5 u. 9 m. des morgens;
som 13 u. 9 m. of i u. 9 m. na den
middag; maar de ware tijd van de komst in
den meridiaan was 1 u. 58 m. Die tijd hangt
af, zoo als boven gezegd is, van de afstanden
der Maan van de Zon; en de vervroeging of
vertraging is van de onregelmatige verandering
van de declinatie der Maan herkomstig.
Maar, het hemelsplein wijst altijd aan, op
welk uur de Maan in den meridiaan komt:
want, men weet door een der maanwijzers
(§ i n ) , welke de lengte der Maan op ieder
oogenblik zij, dat is, in welk punt der ecliptica
zij zich bevindt. Wanneer dat punt
op het hemelsplein door den meridiaan gaat,
komt de Maan in den meridiaan; en het uur
wordt of door de Zon, of door het wijzertje,
dat over de Zon is (§ 72, 7 5 ) , aangewezen.
IV. Van de eclipsen.
% 120.
Indien de Maan zich in de ecliptica bewoog,
zoude men alle maanden ééne Zon- en
ééne Maaneclips hebben; doch dit heeft geene
plaats, omdat de loopbaan der Maan op de