
bevordering van kunsten en wetenschappen
dienen kan, verwaarloozen raag; en ik meen
dien van een goed burger niet te verzuimen,
met iemand, die tot roem strekt der stad,
in welke ik leef, zoo veel ik kan, bekend te
maken. Dit doe ik na, naar mijne vermogens,
ten opzigte van ons land, door deze
beschrijving; dit heb ik reeds buitenlands gedaan
, door eene korte schets van dit kunststuk
aan de ahadewie der wetenschappen te
Brussel, aan Zijne Excellentie den heer. prins
van Gallitzin, aan den vermaarden heer de
L u c , te Londen, aan den beroemden vader
CoTTE, te Montmorenci, en aan den heer
Gaussen, te Montpellier, toe te zenden. Uit
deze beschrijving zult gij kunnen opmaken,
of die schetsen, welke gij voor het afzenden
gelezen hebt., genoegzaam naauwkeurig waren.
Niets., dan gebrek aan tijd, heeft mij belet,
dit overheerlijk stuk, tot nu toe, aan mijne
korrespondenten te Parijs, te Petersburg, in
Dailschland, Zwitserland en Italië, mede bekend
te maken. Meer te doen tot aankwee-
king van vernufc en nuttige bekwaamheden, is
buiten mijn bereik. Vergeldingen van eenen
anderen aard, hangen van mij niet af.
Bij deze reden, die bij mij veel gewigcs
heeft, omdat zij met het denkbeeld van pligc
gepaard gaat, voegt zich nog eene andere,
het nut, namelijk, dergenen, die liefhebberij
hebben, om het kunststuk te bezigtigen. Mij*
he eigene Ondervinding heeft mij doen besluiten,
dat het niet mogelijk is, alles grondig
na te gaan, ten zij men eerst wete, wat men
behoort te zien, en op welke stukken men
zijne aandacht vooral behoort te vestigen. 'Gij
begrijpt wel, dat ik hier niet van sterrekundi-
gen spreek : aangaande deze kan ik uit mijne
ondervinding niets besluiten; ik spreek alleen
van dezulken, die, zoo als wij beiden, enkel
uit liefhebberij iets van de sterrekunde verstaan,
en voor wien het derhalve noodig is,
dat ieder stuk afzonderlijk ontwikkeld worde,
om het te beter in zijnen zamenhang te onderscheiden.
m Hoewel ik verscheidene planetaria, en van
verschillende soorten, gezien heb, en mijne
gedachten wel eens over dergelijke stukken
heb laten gaan; zoo a l s g i j u misschien
herinneren zult, dat ik u reeds voor vele
jaren eene schets van een zeer eenvoudig
planetarium gezonden heb; hoewel ik ook
verscheidene werken over die stof heb door-
bladerd, moet ik echter bekennen, dat, toen
ik het kunststuk van den vroedsfnan E isinga ,
met twee mijner ambtgenooten en vrienden,
op den 22 Febfuarij laatstleden, voor de eer-
stemaal bezigtigde, daartoe Wêl twee uren