
dat is, er vertoont zich een verguld plekje,
met de bolle zijde naar de Zon gekeerd, dat
allengskens aangroeit, en op III teekens het
eerste kwartier, op VI teekens de volle Maan,
of eene geheele vergulde cirkelvlakte* Vertoont;
hetwelk vervolgens weder afneeröt, op
IX teekens het laatste Kwartier Verbeeldt, en
op O teekenen, dat is, bij nieuwè Maan> geheel
ottzigtbaar is. De lichtgestalten worden
dan allé op hare ware tijden en wijze vertoond,
§ 94'
Uit het gezegde blijkt, hoe de afstanden der
Maan van de Zon, haar ouderdom, hare lichtgestalten,
te gelijk afgebeeld worden. Doch,
wat verre weg het aanmerkelijkste is, is, dat
dit alles op den waren tijd vertoond wordt,
en niet enkel volgens dé gemiddelde beweging
der Maan en der Zon, Om dit bevattelijk
voor té stellen, dienen wij de zaken een-weinig
dieper in te zien.
De lichtgestalten, der Maan 'hangen af, .zoo
als ;wij. gezien hebben, van twee oorzaken, p.
Van de afstanden der Maan van de Zon, dat
is , van den omloop der Maan om de Aarde.
Van de beweging der Aarde zelve, die te
weeg brengt,, dat, hoewel de Maan in 27 d.
7 .ju . 43 m. omloopt* de conjunctie met de
Zon echter eerst na 29 d. 12 u. 44 m. plaats
heeft. Indien beide die bewegingen, die, nainelijk,
der Maan om de Aarde, en der Aarde
om de Zon, éénvormig waren, zoude de voortgang
der lichtgestalten ook éénvormig zijn, en
het was dan genoeg, dat de wijzer, die dezelve
aantoont, eene éénvöfmige snelheid had*
Doch beide die bewegingen zijn ongelijkvormig
; zij zijn nu sneller, dan trager; weshalve
het noodzakelijk is, dat deze wijzer ook eene
ongelijkvormige snelheid hebbe, welke zoó
ingerigt is, dat zij zich naar dé twee oorzaken,
van welke zij afhangt, schikt.
§ 95-
De eerste oorzaak is de ongelijkvormige beweging
der Maan om de Aarde. De Maan,
immers, beweegt zich om de Aarde in eeneft
uitmiddelpuntigen kring ( 5 1 ) , en heeft derhalve
eene grootere snelheid in hét naaste, dan
in het verste punt. Wanneer dan de Maan
van haar verste punt naar het naaste punt gaat,
is hare beweging trager, dan de gemiddelde;
en hierom verachtert zij wel 6 gr., ten op-
zigte van die gemiddelde beweging, als zij drie
teekenen dóorgeloopen heeft* Doch, de snelheid
hoe langer hoe gróoter wordende, haalt
de Maan dié verachtering weder in, Wanneer
Zij zés teekenen doofgeloopen heeft, dat is;
(5i) De uitmiddelpuntigheid der Maan is gedeelten
van haren gemiddelden afstand van de Aarde.