
Alle de kringen, in welke de planeten zich
bewegen, zijn uitmiddelpuntig, en ieder zoo
veel, als de waarnemingen het geleerd hebben
(§ 15 ): zoodat de planeten, dan digter
bij de Zon, dan verder van dezelve af, dan
in hare middelafstanden, zijn. * Deze zijn in
de evenredigheid, die wij hier boven (§ 15)
bepaald hebben.
§ 23.
De raderen, aan welke de ,stijltjes, die de
planeetbollen dragen, gehecht zijn, „en de
rondsels, die haar de beweging, welke zij
van het uurwerk (§ 10) ontvangen, mede-
deelen, zijn met zoo vele tanden voorzien,
als noodig is, om de gemelde, ware omloopstijden
voort te brengen. De raderen bestaan
uit houten cirkels, op rolletjes bewegelijk,
welke met ijzeren staafjes, die als tanden
dienen, voorzien zijn. Eene omslagtige beschrijving
van het raderwerk zoude, zonder
platen niet wel verstaanbaar zijn. Het zij genoeg
aan te merken, dat de raderen op dezelfde
wijze, als in het planetarium van
Huigens, ondersteund worden.
De sleuven, in welke de Aarde, de vijf
hoofd-planeten en de Zon-wijzer (§ 3) bewegen,
verdeden de zoldering in zeven uitmiddelpuntige
banden of riemen , die door
schroeven aan de balken gehecht zijn, en des
noods er uit geligt kunnen worden, opdat
men bij het raderwerk zoude kunnen komen;
zoo als, bij voorbeeld, vereischt werd, om
de raderen en rondsels op hare behoorlijke
plaatsen te stellen.
% 24.
De rand van iederen band of riem, die
het naast aan de sleuf komt, is , voor de
planeten Saturnus, Jupiter, Mars en de Aarde,
netjes in teekenen en graden verdeeld;
doch voor Venus maar van 5 tot 5 , fen voor
Merkurius maar van 10 tot iö graden, deze
kringen te klein zijnde, dan dat alle graden
duidelijk zouden kunnen zijn. Behalve dit,
zijn om den kring der Aarde, in den buitenrand,
de namen der maanden en het .getal
der dagen geschilderd. Iedere planeet, toont
dan onmiddelijk harei lengte op eene zigtbare
wijze aan.
Op ieder dezer verdeelde en zeer net geschilderde
cirkels wordt het naaste en verste
punt, door de letters N. P. en V. P. zeer
duidelijk aangewezen. Die letters zijn op die
plaatsen, waar de gemelde punten zich inderdaad
bevinden, namelijk het verste punt(1 7 ) .
(17 ) Das waren zij in 1750, zie l a L and e, § 514.
De vroedsman E is in g a heeft de tafels van l a H ire ge,,
volgd, doch. ieder punt zco veel naar voren geschoven,
c