
ecliptica helt, en het dus veelmalen gebeurt,
dat de Maan, wanneer zij vol of nieuw is,
eene te groote breedte heeft, dan dat zij zich
in de schaduw der Aarde kunne bevinden, of
dat de schaduw der Maan de Aarde kunne
raken.
Er kunnen dan geene eclipsen plaats hebben,
of de Maan moet, ten tijde, dat zij vol
of nieuw is , omtrent in hare knoopen zijn;
weshalve men, door middel van dit kunststuk,
altijd weten kan, of er eene eclips is, dan niet.
Want, op éénen wijzer ziet men, of de Maan
nieuw of vol is (§ 93); en °P eenen an^e”
ren, of zij in de knoop is of niet (§ 105)’
zoo ja , zal er eene eclips zijn; zoo neen, en
zoo de Maan vrij wat van de knoopen, bij
voorbeeld 18 graden of meerder, af is, kan
er geene eclips plaats hebben ( 5^0 * Maar,
(56) Dr. D e s a g u l i e r s , en na hem de heer W r i g h t ,
verbeelden de eclipsen, met een daartoe geschikt lantaarntje
in de plaats der Zon te plaatsen, opdat de Maan in
de schaduw der Aarde zoude kunnen komen, of hare
schaduw, wanneer zij nieuw is, op de Aarde werpen,
en dus eene Maan- of Zoneclips te weeg brengen; doch,
zoo als Dr. D e s a g u l i e r s te regt aanmerkt (p. 479) :
<[ Schoon deze gesteldheid van het planetarium toont,
(( wat eene Zon- en Maaneclips zij, vertoont zij echter
« niet, wat er waarlijk geschiedt in opzigt van den tijd
u der eclipsen; want zij vertoont eene eclips elke nieuwe
« en volle Maan, enz. » Om de zaak op die wijze naar
diezelfde wijzers geven nog veel naauwkëuriger
bepaling op.
1. V a n de M a a n e c l ip sen.
§ 121.
De oorzaak eener Maaneclips i s , dat de
schaduw der Aarde op de Maan vale; en dus
waarheid te verbeelden, moeten de betrekkelijke grootte
van de Aarde, de Maan, den afstand der Maan van de
Aarde, en van de schaduw der Aarde, de zelfde onderlinge
evenredigheid hebben als in de natuur, hetwelk
op een planetarium niet wel mogelijk is te vertoonen.
Waaruit blijkt, hoe veel naauwkeuriger en voldoender de
wijze is, welke door onzen vroedsman gebruikt is; te
meer, daar hier de ware ongelijkvormige beweging der
Maan plaats heeft, en in het andere geval alleen de middelbare;
hetwelk, al ware al het overige ingerigt, zoo als
wij gezegd hebben, nog eene afwijking van de waarheid
te weeg zoude brengen. Mijn bestek laat niet toe, dat ik
hierover werktuigen handelen zoude, welke men, om den
tijd en omstandigheden der eclipsen na te gaan, of uit
te leggen, gemaakt heeft. De hoogleeraar S e g n e r heeft er
een vail dien aard voor de Zoneclipsen uitgevonden, en
beschreven in de phil. trans., No. 461, vol. XLI, p. 781.
F e r g u s o n heeft ook een soortgelijk werktuig, voor de
Zoneclipsen, uitgevonden en beschreven in de phil. trans.,
vol. XLVIII, p. 520; en naderhand, onder den naam van
eclipsareon, in zijne astronomy explained, § 442* Om
nu van het schoöne werktuig, reeds in den jare 1680 door
R o e m e r vervaardigd (zie machines approuvèes par F académie,
t . I , p. 85) , en van dat van den heer l a H i r e ,
hetwelk men in de uitlegging zijner astronomische tafels
beschreven vindt, te zwijgen.