
„ Het eerste, dat men beschouwt, is een
„ groot hemelsplein, op hetwelk de bewegin-
,, gen des. hemels zoo wel verbeeld zijn, dat
„ men er den loop der sterren, en, in het
„ algemeen, den staat des hemels, op ieder
„ uur des daags, duidelijk en naauwkeurig
„ kennen kan. De Zon verschijnt er op den
,, dierenriem, in den graad des teekens, waar
„ zij zijn moet, en toont, alle dagen, haren
„ o p - en ondergang, de lengte der dagen en
„ der nachten, en zelfs van het schemerlicht,
,, met eene verwonderlijke naauwkeurigheid
„ aan- De Maan, die er nooit verlicht
„ schijnt, dan aan den kant, welke naar de
„ Zon gekeerd is , wijst daardoor, even als
door den wijzer, haren ouderdom , onge-
„ voeligen aanwas en afgang, en eindelijk hare
„ volheid, aan,
„ Een groote wijzer (alidadé^y die over het
„g eh e e le plein ligt, verbeeldt de beweging
„ des hemels (le premier mobilej, geeft de
„ beweging der Zon op de ecliptica te ken-
„ nen(47); en met hare uitersten de 24 uren
(47) Het komt mij, zoo uit de beschrijving als uit de
afbeelding, zeker voor, dat de Zon zich op dit kunststuk
niet, zoo als op het onze, in. de ware ecliptica van
hét hemelsplein beweegt, maar dat hare beweging enkel
door den wijzer verheeld wordt; ongeveer op dezelfde
„ dés daags aanwijzende, toont zij tevens dé
i,, maand, den loopenden dag, en den graad
,, des teeketts, welken de Zon op dien dag
„ doorloopt, aan. Maar het verwonderlijkste
„ is, dat, terwijl die wijzer zijne beweging
,, van het oosten naar het westen in 24 uren
„ volbrengt, het geheele zamenstel en alle
,, deszelfs deelen hunne bijzondere bewegin-
„ gén behouden, eh dat alle ' de bijzondere
„ Omwentelingen , ieder op haren tijd, zonder
„ wanorde of verwarring, volbfagt worden'.
„ Het grootste gedeelte der vaste sterren
„ zijn op hare wafe standplaatsen gesteld,
„ zoodat men, ieder uuf, zien kan , welke
„ bóven of beneden den horizont zijn.’*
Hoé uitvoerig dit alles ook zij, het blijkt,
dat daar niets, uitgezonderd de tijd van het
Schemerlicht, vertoond wordt, dan hetwelk op
ons kunststuk,- het zij op het hemelsplein
Zelf, het zij óp het planetarium, het zij op
wijze, als het in het jaar 1723 door den heer Meynier,
op een zeer kunstig uurwerk, Werkstellig gemaakt is.‘ Zie
de beschrijving' en afbeelding Van dit stuk in de machines
approüpe'es par Vacadémie, tom. IV^, p. 5g. Dé
uitvinder had er ook eenen wijzer bijgèvoegd, om dè
plaats der Maan in den dierenriem, bare lichtgestalten
enz. te vertoonen; doch die wijzer is noch beschreven ,
nóch afgebeeld, noch aan de akademie van Parijs vertoond
geworden.