
uurwerk, zijn aldaar de sterren, die de^pool
omringen, en inderdaad hier re lande nimmer
ondergaan, altijd onder den gezigteinder verborgen;
daar z ij, integendeel, op het Franeker
hemelsplein, even als in den hemel, altijd bo*
ven denzelven zijn. 2. Vermits het toppunt
met- het; middelpunt van den gezigteinder overeenkomt
(§ 64), en het Zonnetje zich op het
bewuste uurwerk niet, zoo als op het Franeker
hemelsplein, binnen den hollen rand van
den gezigteinder^ maar buiten om het vlak,
dat denzelven verbeeldt, beweegt, blijkt het,
dat , wanneer het .’Zonnetje des; winters den ge*
zïgtéinder nadert, het ook nader aan het toppunt
komt, en zich des. zomers, integendeel,
van hetzelve, even als van den»gezigteinder,
verwijdert; daar echter de ware Zon des zomers
digtcr bij het toppunt, en verder van
den; gezigteinder af is, dan des winters (.§ 67),
zoo als het ook op het Franeker .plein, overeenkomstig
met. de natuur, vertoond wordt
(.§ 74 ).. Men diende zich dan te verbeelden,
dat .het toppunt op het uurwerk buiten! het
middelpunt van het vlak, dat als gezigteinder
dient, valt; :ddch dit kan met de teekening
van het plein niet overeenkomen. 3. De hoiofd-
stfekèn van het - kompas worden op het uurwerk
niét gevonden ,-maar wel op het Franeker
hemelsplein (§ 72 ), alwaar ook 17 uurlijnen
geplaatst zijn; doch het stijltje, op hetwelk
het Zonnetje gehecht is, kan, in het uurwerk,
als eene bewegelijke uurlijn aangezien worden.
4/: Eindelijk is het raderwerk, dat de beweging
van het hemelsplein en van de Zon voortbrengt,
en hetwelk de heer R adsma de vriendelijkheid
gehad heeft mij uit te leggen, verschillend
van hetgene, dat dezelfde beweging
op het Franeker hemelsplein veroorzaakt; het
komt mij voor, op het laatstgemelde stuk eenvoudiger,
dan op het eerstgemelde, te zijn.
Het is mij ongemeen aangenaam geweest,
gelegenheid gehad te hebben, om met elkander
twee stukken van denzelfden aard te kunnen
vergelijken, welke beide uitgedacht en
vervaardigd zijn geworden door menschen, die,
zonder eenige hulp, en zonder kennis te hebben
van hetgene, dat door anderen reeds gedaan
was, tot het uitvinden derzelve gekomen
zijn, en in het vervaardigen zeer verschillende
wegen ingeslagen hebben. De vroedsman Ei-
singa had, even weinig als ik , ooit iets van
die kunststukken van den heer R adsma gehoord,
of eenige derzelve gezien; hoewel deze
kundige horologiemaker er sedert vele ja-
ren reeds acht gemaakt en, zoo te Harlingen
als te Amsterdam, geleverd heeft. Schoone
uitvindingen hebben somtijds het ongeluk van
lang onbekend te blijven!
G