
5« Vergelijking van dit planetarium
§ 4 7
Op het planetarium van H uigens is nog
een stuk, hetwelk daar en op het onze alleen
vertoond wordt, en van veel gewigt is; dit,
namelijk, dat de planeten zich met ongelijke
snelheden in de verschillende perken harer
loopbanen bewegen, en de wetten der ware
anomalie (§ 28) volgen. Dit heeft de heer
H uigens op eene zeer schrandere, doch eenvoudige,
wijze verrigt, met, namelijk, het
rad, dat de planeet beweegt, niet éénmiddel-
puntig met de loopbaan der planeet te leggen,
maar zoo veel uitmiddelpuntig aan den anderen
kant der Zon, als de evenredigheid van de
grootte des rads, en die der ware uitmiddel-
puntigheid der loopbaan, het vereischen. Wij
hebben te voren (§ 28) gezien, hoe de vroeds-
man E isinga hetzelfde uitwerksel verbeeld
heeft, niet door aan de planeten zelve eene
onregelmatige snelheid te geven, maar door
de ongelijkheid der beweging op de graden,
welke zij aantoont, te brengen, dat voor den
beschouwer op hetzelfde uickomt.
§ 48.
Het blijkt uit het gezegde, dat ons Frane-
ker planetarium, wat de hoofd-planeten betreft,
voor dé andere niet behoeft te wijken;
dat het in eenige opzigten vollediger is; en
dat er op de Leidsche sphaera niets meer dan
de beweging der Aarde om haren as, op het
planetarium van D esaguliers niets meer dan
de evenwijdige stand van Saturnus ring, en
op dat van W right niets meer dan enkel de
omwentelingen der planeten om hare assen,
vertoond worden. Waarbij komt, dat de schijnbare
weg der Zon, en hare declinatie, op
geen der gemelde stukken aangewezen worden,
doch hier integendeel zeer naauwkeurig.
---- Ik ga tot de satelliten over.
§ 49*
De Maan is de eenigste satelliet, wiens beweging
hier gezien Wordt, hetwelk ook op
het planetarium van H uigens , en het eerste
van R oemer , plaats heeft, en wel op dezelfde
wijze. Op de Leidsche sphaera en het
planetarium van W right , beweegt zich de
Maan, daarenboven, volgens hare ware helling
op de ecliptica, en toont dus hare breedte aan.
Doch dit, hoe fraai het ook in den eersten
opslag moge voorkomen, is van weinig belang,
omdat die breedte even weinig als die
der hoofdplaneten kan waargenomen worden
CS 45)0 en bovendien zijn de Maansknoopen
aan eene zeer snelle beweging onderworpen,
die, vermits er in de beschrijving niets van te
vinden is, zekerlijk in de Leidsche sphaera
niet aangetoond wordt, maar wel bij W r ig h t ,
bij wien ook de helling der Maan veel duide