
 
        
         
		gaafheid  van  de  schil  groote,  eigenlijk  noodelooze  zorg  
 besteed  worden. 
 De  K a p o k   is  het  vruchtpluis  van  Eriodendron  anfrac-  
 tuosum,  de  R a n d o e ,   die  tegelijk  als  schaduwboom  voor  
 de  koffie  dienst  doet.  Het  is  die  boom,  die  met  zijn  
 stijf-uitstaande  in  etages  boven  elkaar  geplaatste  takken  
 overal  op  Java  opvalt,  en  waaraan  in  menigte  de  lang-  
 werpige  vruchten  eenigszins  vleermuisachtig. neerhangen.  
 Als  die  vruchten  openspringen,  komt  het glanzend-witte  
 zaadpluis  te  voorschijn.  Op  de  onderneming  wordt  dit  
 pluis  met  de  zaden  gedroogd  en  gebleekt  in  met  gaas  
 overdekte  ruimten.  Dan  worden  de  zaden  in molens van  
 het  pluis  verwijderd  en  het  pluis  geperst  in  jutezakken  
 met  bamboebanden.  Met  elk  pikol  kapok  komen  2  pikol  
 pitten  vrij,  die  vroeger  waardeloos  waren,  maar  nu  
 worden  uitgevoerd,  vooral  naar  Marseille,  waar  er  olie  
 uit  bereid  wordt. 
 Onder  zoo  afoede  voorlichtingf  o  o was  er  heel  wat  te 
 leeren  en  op  te  merken  bij  deze  bloeiende  onderneming,  
 waar  wel  4000 arbeiders werken.  Moeilijke  tijden  werden  
 een  paar  jaar  geleden  doorleefd  tijdens  de  cholera-  
 epidemie,  maar,  terwijl  van  hooger  hand  een  krachtig  
 ingrijpen  uitbleef,  nam  de  onderneming  zelf  de  zaak  ter  
 hand  en  wist  de  ziekte  dadelijk  te  beteugelen  door  op  
 groote  schaal  de  bevolking  te  laten inenten, zoodat van de  
 16,000  omwonende  inlanders  er  in  den  loop  van  den  tijd  
 reeds  10,000 op  kosten  der  onderneming werden  ingeent! 
 In  den  middag  kwamen  de  regens  weer  opzetten  en  
 onder  zware  buien  keerde  ik,  ondanks  alle  nattigheid  
 zeer  voldaan,  over  Weleri  naar  Semarang  terug. 
 Den  volgenden  avond  vertrok  de  boot  van  Semarang  
 en  lag  twaalf uur  later  voor Soerabaja,  vanwaar  de spoor  
 in  1 ®   uur  naar  Pasoeroean  voerde.  De  Casuamna s  
 ( T j ema r a ’s)  längs  vele  wegen  verkondigen  de  aan-  
 komst  in  het  Oosten  van  Java. 
 In  den  namiddag  bezocht  ik  een  kleine  rawah  (moeras)  
 met  prächtige  roode  en  witte Nymphaea's  en Nelumbium,  
 waar  tegelijk  een  aardige  slingerplant  op  ’t  walletje  om  
 de  rawah  groeide.  Dit  was  een  Convolvulacee:  Ipomaea  
 Quamoclit,  die overal in  de  tropen  aangekweekt voorkomt.  
 De windende  dünne  stengel  is  sterk  gedraaid  en  draagt  
 samengestelde  bladen met  lijnvormige  slippen,  precies  als  
 ondergedoken  bladen  van  een  waterplant.  In  de  oksels  
 van  die bladen  staan  zijtakken,  die  elk  een  of twee  lang-  
 gesteelde  rose  bloemen  dragen.  Deze  lijken  met  haar  
 lange  kroonbuis  en  vijf  spitse  slippen  veel  op  Erythraea-  
 bloemen. 
 Die  dag  eindigde  met  het  verlangen  naar  wat  de  
 volgende  brengen  zou:  een  lange  tocht  van  de kust  tot  
 in  het  hart  van  het  Tenggergebergte,  van  de vlakte  tot  
 1800  M.  boven  de  zee. 
 Naar  Tosari. 
 ’s Morgens  in  de  vroegte  reed  het wagentje  längs  een  
 breeden  weg  naar  Pasrepan.  Eerst  bleef  de  weg  nog  
 tamelijk  vlak,  en  het  eerste  uur was  het  er  levendig  van  
 de  vele  pasargangers,  die  uit  den  Tenger  körnend  
 hun  waren  naar  de  stad  ter  markt  brachten.  Opvallend  
 was  na  de  laatste  dagen  in  Midden-Java,  de  veel opo-e-  
 wektere  indruk,  dien  hier de  bevolking, meer Oostwaarts  
 wonend,  maakt.  De  eentonig  somber  donkere  indigo-  
 kleurige  kleeding  van  de  vrouwen  op Midden-Java wordt  
 hier  weer  vervang0e  n  door  levendigo- e  kleuren  van  op -eel.* 
 paars  en  groen,  en  de  menschen  zijn  weer  Heuriger  en  
 meer  tot  lachen  geneigd  dan  in  het  dikwijls  gedrukte  
 Midden  Java.  Het  schijnt,  alsof men hier weer dichter bij  
 de  Preanger  Regentschappen  i s !  Allerbekoorlijkst  zijn  
 de  groepjes  veelkleurige  pasargangers,  die hun  groenten,