
. grijs-groen van buiten, van binnen wit, later droog
wordend. PI. 15.
Mangifera indica ; Ma n g g a ; ( Anacardiaceae).
De afgeplatte, vaak eenigszins gebogen, ovale,
10—20 cM. lange vruchten, zijn van buiten geel-
. groen, soms tot licht-oranje van kleur. Lichtgeel tot
oranjekleurig, vezelig vruchtvleesch. De boomen, tot
30 M. hoog, komen algemeen in geheel Indie voor.
pi- M
Musa sapientunt; P i s a n g , B a n a a n ; (Musaceae).
Deze meest bekende tropische vrucht, wellicht uit
Zuid-Azie „ afkomstig, wordt in vele varieteiten ge-
kweekt. Daaronder zijn bekend de Pisang radja met
groote, dikke, gave, soms lichtgroene, meest helder-
gele vruchten; Pisang mas met körte gele, rood-bruin
gevlekte vruchten; Pisang Lempeneng, die lang, krom,
groen en tamelijk kantig is; PI. 14.
Nephelium lappaceum,- R amb o e t a n ; (Sapindaceae),
Deze met kastanjes verwante vruchten hebben een
rooden bolster, die met langharige uitwassen bedekt
is, en van binnen wit is. Het eetbare deel is de wit-
glazige zaadrok, die het zaad omgeeft. PI. 1. Bij
Nephelium mutabile (K a p o el as san) is de vrucht
met körte knobbels bedekt. PI. 15.
Parkia speciosa; P e t é ; (Leguminosae). -
Zeer lange, groene peulen in bundels met 14—16
zaden. PI. 1.
Pithecolobium lobalum; Dj è n g k o l ; (Leguminosae).
De platte, kastanjebruine, van binnen geelwitte zaden
worden, evenals die van den Peté, door de inlanders
gekookt gegeten. PL 15.
Persea gratissima ; A d v o c a a t ; (Lauraceae).
Peervormiee, groen tot bruine o ' o vruchten. Boom afkomstig
uit Centraal-Amerika, en vooral 00k in de
wärmere deelen der subtropen gekweekt.
Punica Granalum; Dal ima, Granaatappel ; (Myrtaceae).
Van buiten donker goudgeel tot roserood, omvat
de leerige schil vele zaden, die omhuld zijn door een
wit tot rozerooden eetbaren zaadrok. De struik, afkomstig
uit Noord-Afrika, is meer thuis in de subtropen.
PI. 14.
Solanum Melongena; T e r r o n g ; (Solanaceae).
Deze paarse of metaalblauwe, glanzende vruchten,
die als groente gebruikt worden, zijn vooral 00k als
Aubergine van de Zuid-Europeesche markten bekend.
PL 1 en 15.
Niet te verwarren met de T e r r o n g b la nda ,
waaronder wel eens de Tomaat wordt verstaan, maar
meer nog Cyphomandra betacea, waarvan de wijnroode
vruchten vooral in de bergstreken een heerlijke com-
pöte geven. Beide struiken zijn afkomstig uit Amerika.
Sycios edule; L a b o e S i am; (Cucurbitaceae).
Deze eenzadige komkommer-vrucht, knobbelig, ge-
groefd en lichtgroen van buiten, is tot 15 cM. lang,
en wordt als groente gebruikt. PL 13.
Tamarindus indica; As s em d jawa; (Leguminosae).
Ook deze peulvruchten worden hier genoemd, daar
ze zoo algemeen op de markt gevonden worden, naast
Djengkol en Pete. De groen tot donkerbruine peulen,
tot 10 cM. lang, bevatten 4—5 zaden, en worden
bereid als moes, gelei of stroop.
Zalacca edulis; S a l a k ; (Palmaceae).
Glimmend, donkerbruine, geschubde palmvrucht, waarvan
het geelwitte vruchtvleesch om de zaden door de
inlanders gegeten wordt. PL 1.
Dit zijn de meest bekende vruchten, die ook de
vreemdeling al spoedig in Indie op tafels, of bij een
bezoek aan de zoo aantrekkelijke inlandsche pasar,
te zien krijgt.