
Nu wacht de stad nog, en de wegen zijn er nog te
breed voor het verheer, maar de oude wijde kanarielanen
zijn er des te mooier en indrukwekkender. Zoo’n lange
donkere breede allee van kanarieboomen loopt door tot
aan het strand van de zee, waar de laatste körte golfslagen
van den Indischen Oceaan tegen de zandige lcust
Fig. 12. Bloemknop van R a fflesia Palma op den band-
vormigen stengel van een wilden Wingerd tegen den
voet van een boomstam aan. Tusschen de donker-
kleurige kelkbladen komt reeds een der lichtkleurige
bloembladen te voorschijn.
klotsen. Door die lange lanen van Tjilatjap wandelend,
is het nauwelijks te zeggen of men van de plaats den
indruk krijgt van een vervallen grootheid of van een
stille kracht voor detoekomst. Maar indruk määkt Tjilatjap.
De Assistent-Resident was zoo vriendelijk de gouvernementsmotorboot
tot onze beschikking te stellen en ons
te vergezellen.
Om half zeven in den ochtend bracht de boot ons
eerst over het gladde water naar den overkant, waar we
wieren zoekend nog een eindzelfdoor het water moesten
plassen voof we op het zandige strand stonden. Het
doel van dit vöörtochtje was om onder geleide van een
paar inlanders de beroemde Rafflesici Pahna. te vinden,
de parasiteerende bloem, die op den stengel van een
Wilden Wingerd leeft. We mochten daarom nog niet lang
aan het strand blijven, maar klommen spoedig ornhoog
door dicht gewas over een glibberigen bodem, rond-
cdurend of ergfens de wonderbloem te zien was. Het
viel ons op, dat zelfs nog tot een hoogte van een honderd
meter, diep in het bosch op den boschbodem de hermiet-
krabjes van het strand heen en weer sukkelden. Daar
werd ons eindelijk, zoo groot als een kleine roode kool
de bloemknop van een Rafflesia gewezen, donkerpurper
tot zwart van kleur, maar toch al den buitenkant van een
der licht-v-leeschkleurige binnenste bloembladen vertoo-
nend. De bloem zat op den enkele centimeters breeden
bandvormigen stam van Telrastigma coriaceum ( — Cissus
scariosa Bl.), die hier laag over den grond sleepte (hg. 12).
Het is wel eigenaardig, dat de neiging zoo sterk is om
deze Rafflesia’s die op den stengel van een voedsterplant
leven, als worteiparasieten voor te stellen, (zie zelfs
W a rm in g ’ s Systematische Botanik) terwijl toch reeds Ju n g h
u h n in 1853 met bekende vinnigheid B lum e bestrijdt,
die aan deze groep geheel onjuist den naam Rhizantheae
had gegeven!
Deze zonderlinge plant, zonder chlorophyl, zonder bladen,
vrijwel zonder stengel, wordt gevoed door een wortel-
achtig stelsel van uiterst fijn en rijk vertakte draden,
die in het lichaam van de voedsterplant gelegen zijn en
onmiddellijk aan de reusachtige bloem de beste voedings